6 zinnen met «winkel»
Voorbeeldzinnen en -zinnen met het woord winkel en andere woorden die daarvan zijn afgeleid.
• « De mensen kwamen naar de winkel, gewoonlijk aan de achterkant van het huis van de meester-ambachtsman, en daar mat de schoenmaker hun voeten op en knipte en naaide hij voor elke klant een individueel product. »
• « Het duurde een eeuwigheid voor de broer de winkel sloot. Om tijd te winnen en zo snel mogelijk aan tafel te gaan, drukte mevrouw Vogel op de liftknop. »
• « Onlangs, nadat ik een dag van dansles naar zwemles naar de winkel had gerend, zonder ook maar een korte snackpauze, was mijn geduld op. »
• « -Ik geef je 25 pesos als fooi, en nog eens 25 als je naar de winkel loopt om wat chips en salsa te kopen. »
• « De winkel is gevestigd in een klein L-vormig winkelcentrum en gonsde van het gezoem van wasmachines, het lawaai van de televisie en het gelach en geschreeuw van kinderen. »