Romeins burgerrecht
Opdrachtgeverstaatsburgers en bondgenoten (socii) van Rome zouden een beperkte vorm van Romeins burgerschap kunnen krijgen, zoals het Latijnse recht. Deze burgers konden niet stemmen of gekozen worden bij Romeinse verkiezingen. Slaven werden als eigendom beschouwd en hadden geen rechtspersoonlijkheid. In de loop van de tijd kregen zij een aantal bescherming onder het Romeinse recht. De rechten van individuele burgers van Rome varieerden in de loop van de tijd, afhankelijk van hun plaats van herkomst en hun dienstbaarheid aan de staat. De rechten van de burgers van Rome varieerden in de loop van de tijd, afhankelijk van hun plaats van herkomst en hun dienstbaarheid aan de staat. Verschillende juridische klassen werden gedefinieerd door de verschillende combinaties van wettelijke rechten die elke klasse genoot. De mogelijke rechten van de burgers met wie het Romeins recht zich richtte, waren echter wel aanwezig:
De toga was het karakteristieke gewaad van de Romeinse mannelijke burger, en beelden van keizers (hier Antoninus Pius) stellen hen vaak togate (togatus) voor. Ius suffragiorum: Het stemrecht in de Romeinse volksvergaderingen.
Ius gentium: De juridische erkenning, ontwikkeld in de 3e eeuw voor Christus, van de groeiende internationale reikwijdte van Romeinse zaken, en de noodzaak voor het Romeinse recht om situaties tussen Romeinse burgers en buitenlanders aan te pakken. Het ius gentium was daarom een Romeinse juridische codificatie van het destijds algemeen aanvaarde internationale recht, en was gebaseerd op het sterk ontwikkelde handelsrecht van de Griekse stadstaten en andere maritieme machten.[4] De rechten die door het ius gentium werden toegekend, werden geacht in het bezit te zijn van alle personen; het is dus een concept van mensenrechten in plaats van rechten die verbonden zijn aan het staatsburgerschap. Ius conubii: Het recht op een wettig huwelijk met een Romeins staatsburger volgens Romeinse principes,[5] om de wettelijke rechten van de paterfamilies over het gezin te hebben, en om de kinderen van een dergelijk huwelijk als Romeins staatsburger te laten meetellen. Ius migrationis: Het recht om het niveau van het staatsburgerschap te behouden bij verhuizing naar een polis met een vergelijkbare status. Bijvoorbeeld, leden van de cives Romani (zie hieronder) behielden hun volledige civitas wanneer ze migreerden naar een Romeinse kolonie met volledige rechten volgens de wet: een colonia civium Romanorum. Latijnen hadden dit recht ook, en behielden hun ius Latii als ze naar een andere Latijnse staat of Latijnse kolonie (Latina colonia) verhuisden. Dit recht behield niet het niveau van het staatsburgerschap als men zich zou verplaatsen naar een kolonie met een mindere juridische status; volwaardige Romeinse burgers die zich naar een Latijnse kolonie zouden verplaatsen, werden gereduceerd tot het niveau van de ius Latii, en een dergelijke migratie en vermindering van de status moest een vrijwillige daad zijn. Het recht op immuniteit voor bepaalde belastingen en andere wettelijke verplichtingen, met name lokale regels en voorschriften.[6] Het recht om in rechte op te treden en het recht om te worden aangeklaagd. Het recht op een rechtszaak (om te verschijnen voor een echte rechtbank en om zichzelf te verdedigen).Auxilia en het verkrijgen van het burgerschap door middel van een dienst.
Vragen en antwoorden
V: Welke rechten hadden de burgers van het oude Rome?
A: Burgers van het Oude Rome hadden verschillende wettelijke rechten, waaronder het recht om te stemmen in Romeinse vergaderingen (ius suffragiorum), het recht om een wettig huwelijk te sluiten met een Romeins burger volgens Romeinse principes (ius conubii), het recht om bij verhuizing zijn burgerschap te behouden (ius migrationis), en immuniteit voor sommige belastingen en andere wettelijke verplichtingen (recht op immuniteit). Zij hadden ook het recht om in rechte op te treden, het recht om door een bevoegde rechtbank te worden berecht, en het recht om zich te verdedigen.
V: Hoe varieerden deze rechten in de loop der tijd?
A: De rechten van de individuele burgers van Rome varieerden in de loop der tijd, afhankelijk van hun plaats van herkomst en hun dienst aan de staat. Ze varieerden in het Romeinse recht ook naargelang de indeling van het individu binnen de staat. Verschillende juridische klassen werden gedefinieerd door verschillende combinaties van wettelijke rechten die elke klasse genoot.
V: Wie kwam in het oude Rome niet in aanmerking voor het staatsburgerschap?
A: Slaven kwamen in het oude Rome niet in aanmerking voor het staatsburgerschap, omdat zij naar Romeins recht eerder als eigendom dan als persoon werden beschouwd. Staatsburgers en bondgenoten (socii) konden beperkte vormen van Romeins burgerschap krijgen, zoals Latijns recht, maar zij konden niet stemmen of gekozen worden in Romeinse verkiezingen.
V: Wat is ius gentium?
A: Ius gentium is een concept dat in de 3e eeuw voor Christus is ontwikkeld en dat de internationale reikwijdte van Romeinse zaken en de noodzaak van Romeins recht bij situaties tussen Romeinen en buitenlanders erkende. Het was gebaseerd op sterk ontwikkelde handelswetten van Griekse stadstaten en andere zeemogendheden, en voorzag in mensenrechten in plaats van alleen die met een burgerschapsstatus.
V: Welk kledingstuk was kenmerkend voor rijke mannelijke burgers?
A: Rijke mannelijke burgers droegen een kledingstuk genaamd "toga", dat kenmerkend was voor hen in die tijd. Beelden van keizers toonden hen vaak in dit gewaad - bekend als "togatus".
V: Wat is het ius Latii?
A: Ius Latii is een vorm van beperkt Romeins burgerschap dat werd toegekend door cliëntstaten of bondgenoten (socii) die het kregen in plaats van de volledige burgerschapsstatus. Degenen die van volledige burgerstatus naar deze vorm verhuisden, zouden hun oorspronkelijke niveau verliezen als ze naar een kolonie met een lagere juridische status dan voorheen verhuisden; als ze echter naar een andere Latijnse staat of Latijnse kolonie verhuisden, zou hun ius Latii intact blijven.