Gambler's fallacy
De term Gambler's fallacy verwijst naar een misvatting over statistiek. Hij wordt ook wel Monte Carlo fallacy of drogreden van de rijpheid van kansen genoemd. In de statistiek heeft een willekeurige gebeurtenis een bepaalde kans om zich voor te doen. De denkfout is dat als de gebeurtenis in het verleden vaker is voorgekomen, hij in de toekomst minder vaak zal voorkomen; of dat als hij in het verleden minder vaak is voorgekomen, hij in de toekomst vaker zal voorkomen.
Simulatie van het opgooien van munten: Elk frame wordt een munt opgegooid die aan de ene kant rood is en aan de andere kant blauw. Het resultaat van elke toss wordt toegevoegd als een gekleurde stip in de overeenkomstige kolom. Zoals uit het taartdiagram blijkt, benadert de verhouding rood versus blauw 50-50. Het verschil tussen rode en blauwe stippen is nooit nul.
Bevalling
Al in 1796 werd het idee van de gokkersfout gebruikt om het geslacht van kinderen te "voorspellen". In zijn werk A Philosophical Essay on Probabilities, gepubliceerd in 1796, schreef Pierre-Simon Laplace over de manieren waarop mannen hun kans op het krijgen van zonen berekenden: "Ik heb mannen gezien [die een zoon wilden hebben], die alleen met bezorgdheid kennis konden nemen van de geboorten van jongens in de maand waarin zij verwachtten vader te worden. In de veronderstelling dat de verhouding tussen deze geboorten en die van meisjes aan het eind van elke maand gelijk zou moeten zijn, oordeelden zij dat de reeds geboren jongens de volgende geboorten van meisjes waarschijnlijker zouden maken." Kortom, de aanstaande vaders vreesden dat als er in de omringende gemeenschap meer zonen werden geboren, zij zelf meer kans zouden maken op een dochter.
Sommige aanstaande ouders geloven dat zij, nadat zij meerdere kinderen van hetzelfde geslacht hebben gekregen, "recht hebben" op een kind van het andere geslacht. Hoewel de Trivers-Willard-hypothese voorspelt dat het geboortegeslacht afhankelijk is van de levensomstandigheden (d.w.z. meer mannelijke kinderen worden geboren in "goede" levensomstandigheden, terwijl meer vrouwelijke kinderen worden geboren in slechtere levensomstandigheden), wordt de kans om een kind van een van beide geslachten te krijgen nog steeds algemeen beschouwd als ongeveer 50%.
