Holland's schematheorema

Holland's schematheorema, ook wel het fundamentele theorema van genetische algoritmen genoemd, is een ongelijkheid die voortvloeit uit de grove schaling van een vergelijking voor evolutionaire dynamica. De Schema Theorema zegt dat korte, lage-orde schema's met bovengemiddelde fitness exponentieel in frequentie toenemen in opeenvolgende generaties. De stelling werd voorgesteld door John Holland in de jaren 1970. Het werd aanvankelijk algemeen beschouwd als de basis voor verklaringen van de kracht van genetische algoritmen. Deze interpretatie van de implicaties is echter bekritiseerd in verschillende publicaties die zijn besproken in , waar wordt aangetoond dat de Schema Theorema een speciaal geval is van de Prijsvergelijking met de schema-indicatorfunctie als de macroscopische meting.

Een schema is een sjabloon dat een subset van strings identificeert met overeenkomsten op bepaalde stringposities. Schema's zijn een speciaal geval van cilinderverzamelingen, en vormen dus een topologische ruimte.

Beschrijving

Beschouw binaire strings van lengte 6. Het schema 1*10*1 beschrijft de verzameling van alle strings van lengte 6 met 1's op positie 1, 3 en 6 en een 0 op positie 4. De * is een wildcard symbool, wat betekent dat posities 2 en 5 de waarde 1 of 0 kunnen hebben. De volgorde van een schema o ( H ) {Displaystyle o(H)} {\displaystyle o(H)}is gedefinieerd als het aantal vaste posities in het sjabloon, terwijl de definiërende lengte δ ( H ) {Displaystyle o(H)}{\displaystyle \delta (H)} de afstand is tussen de eerste en de laatste specifieke positie. De orde van 1*10*1 is 4 en de definiërende lengte is 5. De fitness van een schema is de gemiddelde fitness van alle strings die aan het schema voldoen. De fitness van een string is een maat voor de waarde van de gecodeerde probleemoplossing, zoals berekend door een probleemspecifieke evaluatiefunctie. Gebruikmakend van de gevestigde methoden en genetische operatoren van genetische algoritmen, stelt het schema theorema dat korte, lage-orde schema's met een bovengemiddelde fitness exponentieel toenemen in opeenvolgende generaties. Uitgedrukt als een vergelijking:

E ( m ( H , t + 1 ) ) ≥ m ( H , t ) f ( H ) a t [ 1 - p ] . {E} (m(H,t+1))≥ {m(H,t)f(H) ≥ a_{t}}[1-p]. } {\displaystyle \operatorname {E} (m(H,t+1))\geq {m(H,t)f(H) \over a_{t}}[1-p].}

Hierin is m ( H , t ) {\displaystyle m(H,t)}{\displaystyle m(H,t)} het aantal strings dat behoort tot schema H {\displaystyle H} {\displaystyle H}bij generatie t {\displaystyle t} {\displaystyle t}f ( H ) {\displaystyle f(H)}{\displaystyle f(H)} is de waargenomen gemiddelde fitness van schema H {\displaystyle H} {\displaystyle H}en a t {\displaystyle a_{t}}{\displaystyle a_{t}} is de waargenomen gemiddelde fitness op generatie t {\displaystyle t} {\displaystyle t}. De verstoringskans p {{\displaystyle p}}{\displaystyle p} is de kans dat door kruising of mutatie het schema H {\displaystyle H}}{\displaystyle H} wordt vernietigd. Deze kan worden uitgedrukt als:

p = δ ( H ) l - 1 p c + o ( H ) p m {Displaystyle p={delta (H) over l-1}p_{c}+o(H)p_{m}} {\displaystyle p={\delta (H) \over l-1}p_{c}+o(H)p_{m}}

waarbij o ( H ) {\displaystyle o(H)}{\displaystyle o(H)} de volgorde van het schema is, l {\displaystyle l}{\displaystyle l} de lengte van de code is, p m {\displaystyle p_{m}}{\displaystyle p_{m}} de mutatiekans is en p c {\displaystyle p_{c}}{\displaystyle p_{c}} de crossover-kans is. Een schema met een kortere definiërende lengte δ ( H ) {\displaystyle \delta (H)}{\displaystyle \delta (H)} heeft dus minder kans om verstoord te worden.
Een vaak verkeerd begrepen punt is waarom de Schema Theorema een ongelijkheid
is in plaats van een gelijkheid. Het antwoord is in feite eenvoudig: de Stelling verwaarloost de kleine, maar niet nul, kans dat een snaar die behoort tot het schema H {{Displaystyle H}}{\displaystyle H} "from scratch" ontstaat door mutatie van een enkele snaar (of recombinatie van twee snaren) die in de vorige generatie niet tot H {{Displaystyle H}}{\displaystyle H} behoorde.

Beperking

De schematheorema geldt onder de aanname van een genetisch algoritme dat een oneindig grote populatie in stand houdt, maar gaat niet altijd op voor de (eindige) praktijk: als gevolg van steekproeffouten in de initiële populatie kunnen genetische algoritmen convergeren naar schema's die geen selectief voordeel hebben. Dit gebeurt met name bij multimodale optimalisatie, waar een functie meerdere pieken kan hebben: de populatie kan afdrijven naar de voorkeur voor één van de pieken, en de andere negeren.

De reden dat de Schema Theorie de kracht van genetische algoritmen niet kan verklaren, is dat zij geldt voor alle probleemgevallen, en geen onderscheid kan maken tussen problemen waarbij genetische algoritmen slecht presteren, en problemen waarbij genetische algoritmen goed presteren.

Uitzetten van een multimodale functie in twee variabelen.Zoom
Uitzetten van een multimodale functie in twee variabelen.

Vragen en antwoorden

V: Wat is de stelling van Holland over het schema?


A: Holland's schema theorema is een stelling met betrekking tot genetische algoritmen die zegt dat individuen met een fitness die hoger is dan gemiddeld meer kans hebben om te winnen.

V: Wie heeft de stelling van Holland's schema voorgesteld en wanneer?


A: John Holland stelde de stelling van Holland's schema voor in de jaren 1970.

V: Wat is een schema in de context van genetische algoritmen?


A: In de context van genetische algoritmen is een schema een sjabloon dat een subset van strings identificeert met overeenkomsten op bepaalde stringposities.

V: Wat is de interpretatie van het schema theorema van Holland dat gebruikt werd als basis voor verklaringen van de kracht van genetische algoritmen?


A: De interpretatie van Holland's schematheorema die gebruikt werd als basis voor de verklaringen van de kracht van genetische algoritmen is dat individuen met een fitness die hoger is dan gemiddeld meer kans hebben om te winnen.

V: Wat blijkt uit kritiek op het schema theorema van Holland?


A: Kritiek op de stelling van Holland over het schema heeft aangetoond dat het een speciaal geval van de prijsvergelijking is met de schema-indicatorfunctie als macroscopische meting.

V: Wat is een speciaal geval van cilinderreeksen?


Antwoord: Schema's zijn een speciaal geval van verzamelingen van cilinders.

V: Wat voor soort ruimte vormen schema's?


A: Schema's vormen een topologische ruimte.

AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3