Oppervlaktegolf (vloeistofdynamica)
Oceaangolven aan het oppervlak zijn oppervlaktegolven die voorkomen in de bovenste laag van de oceaan. Zij zijn gewoonlijk het gevolg van wind. Sommige worden veroorzaakt door geologische effecten zoals aardbevingen of vulkanische activiteit en kunnen duizenden kilometers afleggen alvorens land te raken. Ze variëren in grootte van kleine rimpelingen tot enorme tsunami's. Er is weinig werkelijke voorwaartse beweging van individuele waterdeeltjes in een ononderbroken golf, ondanks de grote hoeveelheid energie en momentum die de golf met zich mee kan dragen. Wanneer een golf ondiep water raakt, "breekt" hij omdat de bodem langzamer beweegt dan de bovenkant.
Brekende golven bij Children's Pool, in La Jolla, CA.
Golfvorming
Het merendeel van de grote brandinggolven die men op het strand van een oceaan ziet, zijn het resultaat van verre winden. Drie factoren beïnvloeden de vorming van deze "windgolven":
- Windsnelheid
- Afstand van open water waar de wind overheen heeft geblazen.
- De tijd dat de wind over een bepaald gebied heeft gewaaid.
Al deze factoren bepalen samen de grootte en de vorm van oceaangolven. Hoe groter elk van de variabelen, hoe groter de golven. Golven worden gemeten door:
- Hoogte (van dieptepunt tot top)
- Golflengte (van top tot top)
- Periode (tijdsinterval tussen de aankomst van opeenvolgende kammen op een stationair punt)
Golven in een bepaald gebied hebben gewoonlijk een bereik in grootte. Voor de weerberichten en voor de wetenschappelijke analyse van windgolfstatistieken wordt hun grootte over een bepaalde periode gewoonlijk uitgedrukt als "significante golfhoogte". Dit cijfer is de gemiddelde hoogte van het hoogste derde deel van de golven in een bepaalde periode (gewoonlijk twaalf uur) of in een specifiek stormsysteem of evenement. Gezien de variabiliteit van de golfgrootte zullen de grootste individuele golven waarschijnlijk tweemaal zo hoog zijn als de gerapporteerde significante golfhoogte voor een bepaalde dag of storm.