The Wealth of Nations
Een onderzoek naar de aard en de oorzaken van de rijkdom van de landen is beter bekend als de rijkdom van de landen. Het is geschreven door Adam Smith in 1776, die een Schotse man was. Het kijkt naar de verdeling van het werk, na eigenbelang, en de vrijheid van handel.
Het boek was niet het begin van de klassieke economie, en de markteconomie. Smith zei dat als iedereen deed wat het beste was voor zichzelf, het resultaat het beste zou zijn voor de maatschappij. Voordien ging economie over de persoonlijke belangen van de koning, en de rijkdom van een natie werd gemeten aan de schatkist van de koning of aan het goud en zilver in het land.
Smith zei dat wat belangrijk is, het beste is voor de hele natie, en dat rijkdom moet worden gemeten aan de hand van het jaarlijkse inkomen van de natie. Hij wilde ontdekken hoe rijkdom kan groeien, en hoe mensen dingen kunnen doen om die groei te ondersteunen. Het boek van Smith zei dat land, arbeid en kapitaal de drie "productiefactoren" en de belangrijkste bijdragers aan de rijkdom van een natie waren.
De prijzen passen zich natuurlijk aan aan het hebben van min of meer iets: vraag en aanbod. Als er te veel van iets is (meer aanbod), gaan de prijzen omlaag, zodat mensen meer reden hebben om het te kopen. Als veel mensen iets willen (grote vraag), is er misschien niet genoeg (schaarste); er zal een concurrentie zijn onder de mensen die het willen kopen, en sommige mensen zullen ermee instemmen meer te betalen om te krijgen wat ze willen, en de prijzen gaan omhoog.
Smith zei dat de markten vrij moeten zijn. In die tijd werden sommige grote bedrijven (zoals de Oost-Indische Compagnie) door de overheid gecontroleerd. Soms maakten de heersers wetten die goed waren voor zichzelf, maar niet voor werknemers of klanten. In de Amerikaanse koloniën bijvoorbeeld mochten kolonisten wel katoen verbouwen, maar mochten ze er geen kleding van maken. Ze moesten het naar Engeland verschepen om er kleding van te maken, om het vervolgens terug te kopen als het klaar was. Smith zei dat dit slecht was voor het individu en voor de maatschappij. Hij vond het beter dat het geld vrijelijk en op natuurlijke wijze tussen kopers en verkopers kon stromen, zonder inmenging van buitenaf. Het geld zou natuurlijk naar de verkopers gaan die het beste product voor de beste prijs maken. Op deze manier, als mensen doen wat het beste voor hen is, zou het uiteindelijk het beste zijn voor de maatschappij als geheel, bijna als een "onzichtbare hand" die alles begeleidt.
De Rijkdom van de Naties
Adam Smith
Vragen en antwoorden
V: Wie schreef The Wealth of Nations?
A: The Wealth of Nations werd geschreven door Adam Smith in 1776.
V: Wat zei Smith vóór zijn boek over economie?
A: Vóór het boek van Smith was economie vooral gericht op de persoonlijke belangen van de koning en werd de rijkdom van een natie afgemeten aan het goud en zilver in het land.
V: Wat moest volgens Smith worden gebruikt om de rijkdom van een natie te meten?
A: Volgens Smith moet de rijkdom van een land worden afgemeten aan het jaarlijkse inkomen.
V: Wat zijn de drie "productiefactoren" volgens Smith?
A: Volgens Smith zijn land, arbeid en kapitaal de drie "productiefactoren".
V: Hoe beïnvloeden vraag en aanbod de prijzen?
A: Prijzen passen zich natuurlijk aan, afhankelijk van hoeveel of weinig er van iets is; als er te veel is (meer aanbod), gaan de prijzen omlaag zodat mensen meer reden hebben om het te kopen. Als er veel vraag is maar niet genoeg (schaarste), zal de concurrentie tussen kopers de prijzen opdrijven.
V: Wat vond Smith van overheidsbemoeienis met markten?
A: Smith vond dat markten vrij moesten zijn van overheidsinmenging; hij vond het beter dat geld vrij kon stromen tussen kopers en verkopers zonder invloed van buitenaf, zodat mensen konden doen wat het beste was voor henzelf, wat uiteindelijk het beste zou zijn voor de samenleving als geheel.