Significantie

Statistiek maakt gebruik van variabelen om een meting te beschrijven. Een dergelijke variabele wordt significant genoemd als de kans dat de uitkomst door toeval is verkregen, kleiner is dan een bepaalde waarde. Statistische hypothesetests worden gebruikt om de significantie te controleren.

Het begrip statistische significantie is afkomstig van Ronald Fisher toen hij in zijn publicatie Statistical Methods for Research Workers uit 1925 statistische hypothesetests ontwikkelde, die hij omschreef als "tests of significance". Fisher stelde een waarschijnlijkheid van één op twintig (0,05) voor als een geschikte grenswaarde om de nulhypothese te verwerpen. Jerzy Neyman en Egon Pearson raadden in hun artikel uit 1933 aan het significantieniveau (bv. 0,05), dat zij α noemden, van tevoren vast te stellen, voordat er gegevens werden verzameld.

Ondanks zijn aanvankelijke suggestie van 0,05 als significantieniveau, had Fisher niet de bedoeling deze grenswaarde vast te leggen, en in zijn publicatie Statistical methods and scientific inference uit 1956 beval hij aan significantieniveaus vast te stellen naar gelang van specifieke omstandigheden.

Vragen en antwoorden

V: Wat is een statistisch significante variabele?



A: Een variabele is statistisch significant als onder een bepaalde status-quo aanname de kans op het verkrijgen van de uitkomst (of een meer extreme uitkomst) kleiner is dan een bepaalde waarde.

V: Waar wordt statistische significantie voor gebruikt?



A: Statistische significantie wordt gebruikt om de onwaarschijnlijkheid van een experimenteel resultaat te bepalen wanneer een bepaalde status quo veronderstelling voor waar wordt aangenomen.

V: Waar worden statistische hypothesetests voor gebruikt?



A: Statistische hypothesetests worden gebruikt om significantie te controleren.

V: Wie was de bedenker van het begrip statistische significantie?



A: Ronald Fisher introduceerde het concept van statistische significantie in zijn publicatie uit 1925, Statistical Methods for Research Workers, toen hij statistische hypothesetests ontwikkelde.

V: Welk grensniveau stelde Fisher voor om de nulhypothese te verwerpen?



A: Fisher stelde een waarschijnlijkheid van één op twintig (0,05 of 5%) voor - als een handig grensniveau om de nulhypothese te verwerpen.

V: Wie raadde aan om het significantieniveau vast te stellen voordat er gegevens werden verzameld?



A: Jerzy Neyman en Egon Pearson raadden aan om het significantieniveau (bijvoorbeeld 0,05), dat zij α noemden, vast te stellen voordat er gegevens werden verzameld.

V: Was het de bedoeling van Fisher om de afkapwaarde van 0,05 vast te stellen?



A: Nee, Fisher had niet de intentie om deze afkapwaarde vast te leggen. In zijn publicatie Statistical methods and scientific inference uit 1956 adviseerde hij om significante niveaus vast te stellen op basis van specifieke omstandigheden.

AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3