Uitvoerende functies | cognitieve processen
Hogere dieren, waaronder mensen, gebruiken hun hersenen om hun gedrag te beheersen. De cognitieve processen die zij gebruiken staan bekend als executieve functies (ook wel cognitieve controle genoemd): Ze worden gebruikt om te kiezen wat te doen en wat te controleren, en of de gekozen doelen zijn bereikt. Sommige executieve functies zijn basale cognitieve processen zoals aandachtscontrole, cognitieve remming, remmende controle, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit. Executieve functies van een hogere orde vereisen het gebruik van meerdere basale executieve functies en omvatten planning en vloeiende intelligentie (bijvoorbeeld redeneren en problemen oplossen).
Executieve functies ontwikkelen zich in de loop der tijd. Ze veranderen tijdens het leven van een individu en kunnen op elk moment worden verbeterd. Ook kunnen deze cognitieve processen negatief worden beïnvloed door verschillende gebeurtenissen.
Er zijn tests ontwikkeld om het niveau van deze functies te beoordelen. Er kunnen beoordelingsschalen worden gebruikt. Deze tests worden meestal uitgevoerd als onderdeel van een grotere reeks tests, die bedoeld zijn om neurologische en psychiatrische stoornissen op te sporen. Een voorbeeld van een dergelijke test is de Stroop-test. Een voorbeeld van een schaal is de Behaviour Rating Inventory of Executive functions.
Een tegenvoorbeeld hiervan is operante en klassieke conditionering: Bij deze processen wordt het individu "geleerd" om op een bepaalde manier te reageren op een bepaalde stimulus. In een dergelijke situatie moet het individu de reactie op een stimulus opheffen met behulp van uitvoerende functies. Dit wordt remmende controle genoemd. De prefrontale cortex is noodzakelijk maar niet alleen voldoende voor uitvoerende functies; andere delen van de hersenen spelen ook een rol bij de remmende controle.
Bepaalde aandoeningen beïnvloeden de cognitieve controle. Daartoe behoren verslaving, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, autisme en andere aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Prikkelgestuurde gedragsreacties die geassocieerd worden met een bepaalde belonende stimulus hebben bij een verslaving de neiging het gedrag te domineren.
Veronderstelde rol
Het executieve systeem wordt geacht sterk betrokken te zijn bij het omgaan met nieuwe situaties buiten het domein van sommige van onze "automatische" psychologische processen die zouden kunnen worden verklaard door de reproductie van aangeleerde schema's of vaste gedragingen. De psychologen Don Norman en Tim Shallice hebben vijf soorten situaties geschetst waarin routinematige activering van gedrag niet voldoende zou zijn voor optimale prestaties:
- Die met planning of besluitvorming te maken hebben
- Die betrekking hebben op foutcorrectie of probleemoplossing
- Situaties waarin reacties niet goed zijn ingestudeerd of nieuwe reeksen handelingen bevatten
- Gevaarlijke of technisch moeilijke situaties
- Situaties die het overwinnen van een sterke gewoonte of het weerstaan van een verleiding vereisen.
Een prepotente respons is een respons waarvoor onmiddellijke versterking (positief of negatief) beschikbaar is of die eerder met die respons is geassocieerd.
Executieve functies worden vaak ingeroepen wanneer het nodig is om prepotente reacties op te heffen die anders automatisch zouden worden uitgelokt door stimuli in de omgeving. Als iemand bijvoorbeeld een potentieel belonende stimulus voorgeschoteld krijgt, zoals een lekker stuk chocoladetaart, kan hij automatisch een hap nemen. Wanneer dergelijk gedrag echter in strijd is met interne plannen (zoals het besluit om geen chocoladetaart te eten terwijl men op dieet is), kunnen de uitvoerende functies worden ingeschakeld om die reactie te remmen.
Hoewel onderdrukking van deze prepotente reacties gewoonlijk als adaptief wordt beschouwd, ontstaan er problemen voor de ontwikkeling van het individu en de cultuur wanneer gevoelens van goed en fout worden overstemd door culturele verwachtingen of wanneer creatieve impulsen worden overstemd door uitvoerende remmingen.
Vragen en antwoorden
V: Wat zijn uitvoerende functies?
A: Executieve functies zijn cognitieve processen die door hogere dieren, waaronder mensen, worden gebruikt om hun gedrag te controleren. Ze omvatten het kiezen van wat te doen en wat te controleren, en of de gekozen doelen zijn bereikt.
V: Wat zijn enkele voorbeelden van executieve functies?
A: Voorbeelden van executieve functies zijn aandachtscontrole, cognitieve remming, remmende controle, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit. Hogere executieve functies vereisen het gebruik van verschillende basis executieve functies en omvatten planning en vloeiende intelligentie (bijvoorbeeld redeneren en problemen oplossen).
V: Hoe ontwikkelen executieve functies zich in de loop der tijd?
A: Executieve functies veranderen tijdens het leven van een individu en kunnen op elk moment worden verbeterd.
V: Wat voor soort tests worden gebruikt om het niveau van deze functies te beoordelen?
A: Er zijn tests ontwikkeld om het niveau van deze functies te beoordelen, zoals de Stroop-test of de Behaviour Rating Inventory of Executive Functions-schaal.
V: Hoe verschilt operante conditionering van het gebruik van executieve functies?
A: Bij operante conditionering wordt mensen "geleerd" om op een bepaalde manier te reageren op een bepaalde stimulus, terwijl bij het gebruik van executieve functies een individu de reactie op een stimulus moet opheffen met behulp van diezelfde vaardigheden. Dit wordt remmende controle genoemd.
V: Welk deel van de hersenen is nodig voor de executieve functie?
A: De prefrontale cortex is noodzakelijk maar niet alleen voldoende voor executieve functies; andere delen van de hersenen spelen ook een rol bij de remmende controle.
V: Welke omstandigheden beïnvloeden de cognitieve controle?
A: Aandoeningen die de cognitieve controle beïnvloeden zijn onder meer verslaving, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, autisme en andere aandoeningen van het centrale zenuwstelsel.