Ineenstorten van de golffunctie
Wanneer een wetenschappelijk experiment goed wordt uitgevoerd, zal het een meetbaar resultaat opleveren. Op elk moment zal het systeem (experiment) zich in een van de mogelijke toestanden bevinden. Op het einde zal het experiment in een definitieve staat zijn. Op elk moment kan de toestand van het systeem worden gemeten.
Experimenten in de kwantummechanica werken op dezelfde manier. Het verschil met de klassieke mechanica is dat op elk punt in de tijd verschillende toestanden worden gesuperponeerd (overlappend) om de toestand waarin het experiment zich bevindt te beschrijven. Deze toestanden worden eigenstates genoemd. Op dezelfde manier als bij de klassieke mechanica is er, als er een meting wordt gedaan, een enkel resultaat. Dit resultaat is de eigenwaarde van één van de eigenstates. Dit betekent dat de meting de verschillende mogelijke toestanden reduceert tot één toestand door ze bij elkaar op te tellen. Na de meting bevindt het systeem zich in de toestand die is gemeten. In de interpretatie van Kopenhagen staat deze reductie bekend als het instorten van de golffunctie. Instorting is een van de twee processen waarbij kwantumsystemen in de tijd evolueren. Het andere is continue evolutie via de Schrödinger-vergelijking.
Werner Heisenberg was een van de eersten die deze situatie uitlegde in een document dat in 1927 werd gepubliceerd. Dit resultaat is controversieel. Erwin Schrödinger gebruikte het gedachte-experiment Schrödinger's kat om deze controverse aan te tonen.