Accusatief
Het beschuldigende geval is het grammaticale geval dat het lijdend voorwerp van een overgankelijk werkwoord markeert. Dit kan het beste worden uitgelegd met voorbeelden:
In de zin "Hij ziet de vrouw" is "hij" het onderwerp van de zin. In de zin "De vrouw ziet hem", "hij" is het onderwerp van de zin.
In het Engels gebruiken we dus verschillende vormen van het voornaamwoord: he/him. "Hij" zou het beschuldigende geval zijn.
Als we een zelfstandig naamwoord gebruiken, is er geen verschil in het Engels. We gebruiken hetzelfde woord "man": De man ziet de vrouw en de vrouw ziet de man.
In veel talen worden verschillende vormen van het woord gebruikt, afhankelijk van welke functie het heeft in de zin - onderwerp of object.
Bijvoorbeeld, in het Latijn. "De man ziet de vrouw" = "Vir feminam videt", terwijl "De vrouw ziet de man" = "Femina virum videt". Voor "man" gebruikt het Latijn "vir" voor het onderwerp, en "virum" voor het object. In dezelfde zinnen hebben we ook "femina" voor het onderwerp en "feminam" voor het object. De vorm die gebruikt wordt voor het directe object ("hij", "virum", "feminam") staat bekend als het "beschuldigende geval", terwijl de vorm die gebruikt wordt voor het subject ("hij", "vir", "femina") bekend staat als het nominatieve geval.
In sommige talen, zoals het Duits, wordt het beschuldigende geval toegepast op het definitieve artikel en niet op het zelfstandig naamwoord. In het Duits kan "de auto" als onderwerp van een zin "der Wagen" zijn. Dit is de vorm in het nominatieve geval. Wanneer "de auto" als onderwerp van een zin wordt gebruikt, wordt het "den Wagen", de beschuldigde.