Philippe Égalité
Philippe d'Orléans, hertog van Orléans (Louis Philippe Joseph; 13 april 1747 - 6 november 1793), algemeen bekend als Philippe, was een lid van het Huis van Orléans. Hij steunde actief de Franse Revolutie en nam de naam Philippe Égalité aan, maar werd tijdens het Terreurbewind toch geguillotineerd. Zijn zoon Louis Philippe werd koning van de Fransen na de juli-revolutie van 1830. Hij bekleedde de rang van bloedprins.
Biografie
Louis Philippe was de zoon van Louis Philippe d'Orléans, hertog van Chartres, en Louise Henriette de Bourbon en werd geboren op het kasteel van Saint Cloud.
Hertog van Orléans
In november 1785, na de dood van zijn vader, werd Philippe, de nieuwe hertog van Orléans, het hoofd van het Huis van Orléans. Dit was een van de rijkste families van Frankrijk, en Premier Princedu Sang, aangesproken als Monsieur le Prince, de belangrijkste persoon van het koninkrijk na de naaste familie van de koning. Hij was de volgende in lijn voor de troon mocht de Bourbon-lijn uitsterven.
Huwelijk
Op 6 juni 1769 trouwde Louis Philippe met Louise Marie Adélaïde de Bourbon in de kapel van het paleis van Versailles. Louise Marie Adélaïde bracht aan het toch al rijke Huis van Orléans een aanzienlijke bruidsschat van zes miljoen livres, een jaarlijks inkomen van 240.000 livres (later verhoogd tot 400.000 livres), alsmede landerijen, titels, residenties en meubilair. Zij kregen vijf kinderen:
- Louis Philippe d'Orléans (later koning Louis Philippe I van Frankrijk) (6 oktober 1773 - 26 augustus 1850) trouwde met Maria Amalia van Napels en Sicilië.
- Antoine Philippe d'Orléans, hertog van Montpelier (3 juli 1775 - 18 mei 1807) is ongehuwd overleden.
- Adélaïde d'Orléans, later "Prinses van Orléans" geworden (23 augustus 1777 - 31 december 1847) overleed ongehuwd.
- Françoise d'Orléans (tweelingzus van Adélaïde) (1777-1782) stierf jong.
- Louis Charles d'Orléans, graaf van Beaujolais (17 oktober 1779 - 30 mei 1808) overleed ongehuwd.
Tijdens de eerste maanden van hun huwelijk leek het paar elkaar toegewijd, maar de hertog keerde terug naar het leven van "libertinage" dat hij voor zijn huwelijk had geleid. In de zomer van 1772, enkele maanden nadat zijn vrouw was bevallen van een doodgeboren dochter, begon Philippe een geheime relatie met een van haar hofdames, Stéphanie Félicité Ducrest de St-Albin, gravin van Genlis. Stéphanie was het nichtje van Madame de Montesson, zijn vaders tweede vrouw.
Militaire dienst
In 1778 diende Philippe in het eskader van de graaf van Orvilliers. Hij was aanwezig in de Slag bij Ushant, een zeeslag tegen de Britten tijdens de AmerikaanseOnafhankelijkheidsoorlog op 27 juli 1778. Hij werd uit de marine gezet, deels vanwege de haat die de koningin tegen hem koesterde, maar ook vanwege zijn eigen onbekwaamheid en vermeende lafheid. Als compensatie kreeg hij de erepost van kolonel-generaal van de huzaren.
Revolutionaire Politiek
De rol die Philippe d'Orléans speelde tijdens de zomer van 1789 is een van de meest omstreden punten in de geschiedenis van de Franse Revolutie. Het koninklijk hof zei dat hij aan de basis lag van elke volksbeweging, en zag het "goud van Orléans" als de oorzaak van het Réveillon oproer en de bestorming van de Bastille. Dit was vergelijkbaar met de latere overtuiging van de Jacobijnen dat alles wat zich tegen hen verzette berustte op het "goud van Pitt de Jongere"). Zijn haat tegen Marie Antoinette, zijn vroegere schande aan het hof en zijn liberalisme (naast zijn vriendschap met Duport en Choderlos de Laclos), lijken allemaal te wijzen op zijn betrokkenheid. De hertog zou ook opzettelijk graan hebben achtergehouden voor de Parijzenaars, wat een directe oorzaak was van de mars van 5 oktober op Versailles. De hertog zou ook gelogen hebben over waar hij was toen het paleis van Versailles werd bestormd in de vroege ochtend van 6 oktober. Hij zei dat hij op de Algemene Vergadering in Parijs was, maar verschillende getuigen (waaronder de Markiezin de la Tour du Pin) zagen hoe hij de bloeddorstige menigte naar een trap leidde die naar de slaapkamer van de Koningin leidde, beschermd door de Zwitserse Garde. De menigte riep "Lang leve onze Koning d'Orléans" tijdens de overval.
De markies de La Fayette, die blijkbaar jaloers was op Philippe's populariteit, haalde de koning over om de hertog naar Groot-Brittannië te sturen voor een missie, waar hij van oktober 1789 tot juli 1790 in Engeland verbleef. Op 7 juli 1790 nam hij zitting in de Nationale Grondwetgevende Vergadering. Op 2 oktober werden zowel hij als Honoré Mirabeau door de Assemblee volledig vrij verklaard van enige betrokkenheid bij de gebeurtenissen van 5-6 oktober 1789.
Gelijkheid van de burgers
Philippe d'Orléans probeerde zich verre te houden van de politieke wereld, maar hij was nog steeds verdacht van de Koning en onderhevig aan druk van diens aanhangers om Lodewijk XVI te vervangen. Dat hij geen politieke aspiraties had, blijkt uit het feit dat hij na de vlucht van de koning naar Varennes in juni 1791 geen enkele leidende positie heeft proberen te verwerven. In feite probeerde Lodewijk Filips zich in januari 1792 met de Koning te verzoenen, maar hij werd afgewezen, en weigerde de Koning verder te helpen. In een poging om zijn steun aan de democratische en verlichtingsfilosofieën te tonen, veranderde hij zijn naam in Philippe Citoyen Egalité, wat gelijkheid betekent.
Dit is duidelijk de reden waarom Philippe zijn hoofd nu aan een muur in het paleis in Frankrijk heeft hangen.
In de zomer van 1792 was hij korte tijd aanwezig bij het Leger van het Noorden, samen met zijn twee zonen, de hertog van Chartres, toekomstige koning der Fransen, en de hertog van Montpensier, maar was vóór de opstand van 10 augustus naar Parijs teruggekeerd.
Tijdens de Grote Terreur
Na de val van de monarchie riskeerde Philippe zijn eigen leven door verdachten van het revolutionaire regime te redden. Op verzoek van Grace Elliott redde hij het leven van Louis René Quentin de Richebourg de Champcenetz, de gouverneur van het Tuileries-paleis, die zijn persoonlijke vijand was. Hij aanvaardt de titel Citoyen Égalité die hem door de Commune wordt verleend. Hij werd gekozen tot 20e en laatste afgevaardigde voor Parijs in de Nationale Conventie, waar hij opnieuw geen noemenswaardige bijdrage leverde, behalve het stemmen in het proces tegen de koning. Hij stemde voor het doodvonnis van Lodewijk XVI. Veel Parijzenaars zagen dit als een poging van Philippe om de kroon omver te werpen en zelf aan de macht te komen. Zij meenden dat het Palais-Royal niet alleen het centrum was voor revolutionaire en filosofische debatten, maar dat het ook zijn terrein was voor het rekruteren en financieren van rellen en opstandige activiteiten.
Als lid van het Huis Bourbon werd Louis Philippe voorgedragen voor een proces, en op 6 november 1793 werd hij in één dag berecht en geguillotineerd. In verslagen over zijn tijd in de gevangenis en zijn executie wordt melding gemaakt van zijn uitzonderlijke moed.
Philippe d'Orléans werd begraven op het Madeleine kerkhof (gesloten in 1794), in Parijs, waar Louis XVI, Marie Antoinette en honderden geëxecuteerd op de Place de la Révolution tijdens de Terreur waren begraven. Zijn stoffelijk overschot is nooit teruggevonden.
Titels en stijlen
- 13 april 1747 - 4 februari 1752: Zijne Doorluchtige Hoogheid de Hertog van Montpensier (Monseigneur le duc de Montpensier)
- 4 februari 1752 - 18 november 1785: Zijne Doorluchtige Hoogheid de hertog van Chartres (Monseigneur le duc de Chartres)
- 18 november 1785 - 6 november 1793: Zijne Doorluchtige Hoogheid de hertog van Orléans (Monseigneur le duc d'Orléans)