Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie is een internationaal verdrag (overeenkomst tussen landen) tegen racisme en rassensegregatie als een van de reeks internationale mensenrechtenwetten. De Verenigde Naties hebben het verdrag op 21 december 1965 aangenomen als reactie op de toenmalige apartheidspolitiek van Zuid-Afrika. Het trad in werking op 4 januari 1969. Vanaf april 2019 zijn 88 landen overeengekomen de regels van het verdrag te volgen, en 190 landen zijn het in principe eens.
Het verdrag definieert wat rassendiscriminatie is, zodat elk land in het verdrag het eens kan worden over hoe discriminatie moet worden gedefinieerd. In artikel 1 (de eerste overeenkomst in het verdrag) staat dat rassendiscriminatie is: "elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel of ten gevolge heeft dat de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied of op enig ander gebied van het openbare leven teniet wordt gedaan of wordt aangetast".
Artikel 4 van het Verdrag verbiedt het aanmoedigen van elke vorm van racisme, met inbegrip van haatdragende taal en discriminatie. Als een land instemt met het verdrag, moet het haatzaaien en het deelnemen aan haatgroepen illegaal maken. Om ervoor te zorgen dat landen zich aan deze regel houden, heeft het verdrag ook artikel 14 ingevoerd, dat het mogelijk maakt dat klachten over discriminatie door een commissie worden behandeld. Artikel 14 geeft een persoon, of een groep mensen, uit welk land dan ook die gediscrimineerd zijn vanwege hun ras, het recht om een klacht in te dienen bij een commissie van de Verenigde Naties. Deze klachten kunnen van invloed zijn op de wet in de landen van de mensen die klachten indienen.
Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie
Het Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie is een orgaan van mensenrechtendeskundigen dat toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van het Verdrag. Achttien onafhankelijke mensenrechtendeskundigen zijn lid. Zij worden gekozen voor een termijn van vier jaar, waarbij de helft van de leden om de twee jaar wordt gekozen. De landen die zich bij het verdrag hebben aangesloten, kiezen de leden via een geheime stemming. Elk land mag iemand uit zijn land voordragen om zich kandidaat te stellen voor de verkiezing van het comité.
De landen die zich bij het verdrag hebben aangesloten, moeten regelmatig verslag uitbrengen aan het comité om de wetgevende [wettelijke], gerechtelijke [rechterlijke], beleids- en andere maatregelen die zij hebben genomen om uitvoering te geven aan het verdrag, te melden. Het eerste verslag moet binnen een jaar na het gebruik van het verdrag in een land worden ingediend; daarna moeten de verslagen om de twee jaar of op verzoek van het comité worden ingediend. Het comité leest elk verslag zorgvuldig door en bespreekt zijn zorgen en aanbevelingen aan de natie in de vorm van "slotbeschouwingen".
Het comité vergadert gewoonlijk in maart en augustus in Genève.
Gerelateerde pagina's
Vragen en antwoorden
V: Wat is het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie?
A: Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie is een internationaal verdrag dat racisme en rassenscheiding moet voorkomen. Het werd in 1965 door de Verenigde Naties aangenomen als reactie op het toenmalige apartheidsbeleid van Zuid-Afrika.
V: Hoeveel landen hebben ermee ingestemd dit verdrag te volgen?
A: Vanaf april 2019 hebben 88 landen ermee ingestemd de regels van dit verdrag te volgen, en 190 landen zijn het er in principe mee eens.
V: Wat zegt artikel 1 over rassendiscriminatie?
A: Artikel 1 definieert rassendiscriminatie als elk onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afkomst, dat ten doel of tot gevolg heeft dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied of op andere gebieden van het openbare leven, wordt tenietgedaan of aangetast.
V: Wat verbiedt artikel 4?
A: Artikel 4 verbiedt het aanmoedigen van elke vorm van racisme, met inbegrip van haatdragende taal en discriminatie. Als een land met dit verdrag instemt, moet het haatzaaien en deelname aan haatgroepen illegaal maken.
V: Hoe kunnen klachten door een commissie worden behandeld?
A: Artikel 14 geeft mensen uit alle landen die vanwege hun ras zijn gediscrimineerd het recht een klacht in te dienen bij een commissie van de Verenigde Naties. Deze klachten kunnen van invloed zijn op de wetgeving in de landen die de klachten indienen.
V: Wanneer is dit verdrag in werking getreden?
A: Dit verdrag werd van kracht op 4 januari 1969.