Edict van Milaan
Het Edict van Milaan was een brief, ondertekend door de Romeinse keizers Constantijn en Licinius, waarin religieuze tolerantie in het Romeinse Rijk werd afgekondigd. De brief werd uitgevaardigd in februari 313 na Christus en maakte een einde aan de vervolging van christenen.
Met het Edict van Milaan brak een periode aan waarin Constantijn de christelijke kerk en haar leden gunsten verleende. De exacte bewoordingen van het edict zijn niet meer bekend.
Geschiedenis
Het Edict van Milaan werd uitgevaardigd in 313 AD, in de naam van de Romeinse keizers Constantijn I, die regeerde over het westelijke deel van het Rijk, en Licinius, die regeerde over het Oosten. De twee keizers waren in Milaan om het huwelijk van Constantijn's zuster met Licinius te vieren.
Er was al een edict van tolerantie uitgevaardigd door keizer Galerius in 311. Zij kregen een aflaat, geen gunsten.
"Daarom moeten zij voor deze toegeeflijkheid tot hun God bidden voor onze veiligheid, voor die van de republiek en voor hun eigen veiligheid, dat het gemenebest aan alle kanten ongeschonden blijft en dat zij veilig in hun huizen kunnen wonen.
Maar bij het Edict van Milaan moesten de vergaderplaatsen en andere eigendommen die de christenen waren ontnomen, worden teruggegeven:
"...zal het aan de christenen worden teruggegeven zonder betaling of enige aanspraak op schadeloosstelling en zonder enige vorm van fraude of bedrog..."


Overblijfselen van het keizerlijk paleis van Mediolanum (Milaan). Het keizerlijk paleis (voornamelijk gebouwd door Maximianus, collega van Diocletianus) was een groot complex met verschillende gebouwen, tuinen, binnenplaatsen, voor het privé- en openbare leven van de keizer, voor zijn hofhouding, familie en keizerlijke bureaucratie.