Koraalslangachtigen
De Elapidae, of elapidae, zijn een familie van giftige slangen. Deze slangen komen voor in tropische en subtropische gebieden over de hele wereld. Zij komen ook voor in de Indische Oceaan en de Stille Oceaan. Ze worden gekenmerkt door een stel holle, vaste giftanden waarmee ze gif injecteren. Er zijn slangen van verschillende afmetingen, van slechts 18 cm (Drysdalia) tot 6 m lang (koningscobra). Momenteel zijn er 61 geslachten met 231 soorten bekend.
Beschrijving
Op het land
De elapiden die op het land leven, lijken veel op de colubriden: bijna allemaal hebben ze een lang en slank lichaam met gladde schubben, een kop die bedekt is met grote schilden en niet altijd van de nek te onderscheiden is, en ogen met ronde pupillen. Bovendien is hun gedrag gewoonlijk vrij actief en zijn de meeste eierleggend. Er zijn uitzonderingen op al deze generalisaties: Bij de doodsadders (Acanthophis) bijvoorbeeld gaat het om korte en dikke, ruw geschubde, zeer breedgeschubde, katachtige-ogige, levendbarende, trage hinderlaagroofdieren met gedeeltelijk gefragmenteerde kopschilden.
Sommige soorten brengen het grootste deel van hun leven door in bomen of struiken; dit wordt boombewonend genoemd (Afrikaanse Pseudohaje en Dendroaspis, Australische Hoplocephalus). Vele andere zijn gespecialiseerde holenmakers (b.v. Ogmodon, Parapistocalamus, Simoselaps, Toxicocalamus, Vermicella). Sommige soorten hebben een zeer algemeen dieet. Andere hebben zich gespecialiseerd op een bepaald soort prooi. Zij hebben zich ook aangepast, om zich beter te kunnen voeden met andere slangen, bepaalde hagedissen, eitjes van squamaten, zoogdieren, vogels, kikkers, vissen, enz.
In het water
Zeeslangen, die ook elapiden zijn, hebben zich op verschillende manieren aangepast aan een mariene levenswijze. Ze hebben allemaal hun staart ontwikkeld om ermee te kunnen zwemmen. Ze kunnen ook zout uitscheiden. De meeste hebben ook een veranderd lichaam, beter geschikt om te zwemmen. De ventrale schubben zijn veel kleiner, de neusgaten van de slangen bevinden zich dorsaal en zonder schubben ertussen. Ze baren levende jongen (ovovivipaar). In het algemeen hebben zij het vermogen om via hun huid te ademen; experimenten met de geelbuikige zeeslang, Pelamis platurus, hebben aangetoond dat deze soort op deze wijze in ongeveer 20% van zijn zuurstofbehoefte kan voorzien. Dit maakt het mogelijk langer onder water te blijven. De zeekraits (Laticauda sp. ), zijn het minst goed aangepast aan een leven in het water. Zij brengen een groot deel van hun tijd op het land door, waar zij ook hun eieren leggen (eierleggend). Ze hebben brede buikschubben, hun staart is minder goed ontwikkeld om te zwemmen, en hun neusgaten zijn gescheiden door schubben.
Gif voor de jacht en zelfverdediging
Alle plaatkaken hebben een paar proteroglyphous giftanden die worden gebruikt om gif in te spuiten uit klieren die zich achteraan de bovenkaak bevinden. De hoektanden zijn de eerste twee tanden op elk kaakbeen, die vergroot en hol zijn, en meestal is er aan elke kant maar één tegelijk op zijn plaats. De bovenkaak houdt qua lengte en beweeglijkheid het midden tussen de typische colubriden (lang, minder beweeglijk) en de adderachtigen (zeer kort, zeer beweeglijk). Wanneer de bek gesloten is, passen de giftanden in gegroefde gleuven in de mondbodem; bij de langstbekige elapiden (b.v. Acanthophis, Oxyuranus) steken de giftanden vaak dwars door de intermandibulaire huid heen, hetgeen de slang niet in gevaar schijnt te brengen. De giftanden zitten gewoonlijk onder de voorrand van het oog en zijn naar achteren gekanteld; door deze constructie moeten de meeste elapiden daadwerkelijk bijten om te kunnen angstaanvallen. Deze actie is dus niet zo snel als bij de adderachtigen, die met slechts een snelle, stekende beweging kunnen venijnigen. Sommige elapiden (Acanthophis, Oxyuranus, en vooral Dendroaspis) hebben lange giftanden op vrij beweeglijke bovenkaken (de prefrontale en ectopterygoïde contacten liggen bijna even dicht bij elkaar als bij adderachtigen), en kunnen daardoor zeer snelle steken maken zoals adderachtigen. Enkele soorten kunnen ter verdediging hun gif spuiten uit naar voren gerichte gaatjes aan de uiteinden van hun giftanden. Elapids gebruiken hun gif zowel om hun prooi te immobiliseren als voor zelfverdediging.
Venom
Alle elapiden zijn giftig en vele zijn potentieel dodelijk. Het gif is meestal neurotoxisch en wordt gevaarlijker geacht dan het hoofdzakelijk proteolytische gif van adders. Tot de leden behoren de zwarte mamba (Dendroaspis polylepis), een soort die door velen als 's werelds gevaarlijkste slang wordt beschouwd, de felle slang (Oxyuranus microlepidotus), die voor muizen de giftigste landslang is, en Hydrophis belcheri, een zeeslang met het giftigste gif van alle slangen.
Vragen en antwoorden
V: Wat is een Elapid?
A: Een Elapid is een familie van giftige slangen die gekenmerkt worden door een set holle, vaste giftanden waarmee ze gif injecteren.
V: Waar komen Elapiden voor?
A: Elapiden komen voor in tropische en subtropische gebieden over de hele wereld, maar ook in de Indische Oceaan en de Stille Oceaan.
V: Hoe injecteren Elapiden gif?
A: Elapiden injecteren gif via een stel holle, vaste giftanden.
V: Wat is de grootte van Elapiden?
A: Elapidachtigen kunnen verschillende afmetingen hebben, variërend van slechts 18 cm (Drysdalia) tot 6 m lang (koningscobra).
V: Hoeveel soorten Elapiden zijn er op dit moment bekend?
A: Op dit moment zijn er 61 geslachten met 231 soorten Elapiden bekend.
V: Zijn Elapiden ongevaarlijke slangen?
A: Nee, Elapiden zijn giftige slangen.
V: Wat is de bekendste soort?
A: De bekendste Elapidensoort is de koningscobra, die tot 6 meter lang kan worden.