Plautus
Titus Macchius Plautus schreef toneelstukken in het oude Rome. Veel mensen noemen hem gewoon Plautus. Hij werd waarschijnlijk geboren in Sarsina (een stad in Romagna) rond 254 voor Christus. Zijn komedies behoren tot de vroegste werken van de Latijnse literatuur die niet verloren zijn gegaan. Hij is ook een van de vroegste schrijvers van muziektheater.
Biografie
Er is weinig bekend over Plautus' vroege leven. Toen Plautus jong was, bouwde hij podia voor toneelstukken. Hij hielp ook met het veranderen van de scènes. Misschien begon hij toen van het theater te houden. De mensen merkten dat hij een getalenteerd acteur was. Hij noemde zichzelf "Macchius" (een clowneske figuur in populaire kluchten), en "Plautus" (een term die "platvoetig" betekent). De overlevering zegt ook dat hij na enige tijd genoeg geld verdiende om in de scheepvaart te gaan werken. Hij begon iets, maar had geen succes. Hij zou toen gewerkt hebben als iemand die met zijn handen werkte. In zijn vrije tijd leerde hij Grieks drama kennen - met name de Nieuwe Komedie van Menander. Zijn studies leidden ertoe dat zijn toneelstukken werden vertoond. De toneelstukken werden voor het eerst vertoond tussen ca. 205 v.Chr. en 184 v.Chr. Plautus' komedies zijn meestal bewerkingen van Griekse toneelstukken voor Romeinen. Ze zijn meestal gebaseerd op de werken van de Griekse toneelschrijvers.
Plautus en de goden van de Romeinse samenleving
H. M. Tolliver vertelt over de staatsgoden van Rome en wat hun belang was in het theater van Plautus. Deze goden waren een belangrijk onderdeel van het leven van de Romeinen in Plautus' tijd - de mensen werden geacht ze te aanbidden. Tolliver vertelt ons dat de goden niet precies zo waren als de goden die tegenwoordig worden aanbeden. Ze werden aanbeden, maar stonden ook als nationaal symbool. De staatsgodsdienst diende ook als politiek instrument. Als de goden een slechte leider steunden, zou het volk dat ook moeten doen.
Plautus wordt er soms van beschuldigd het publiek onverschilligheid en spot met de goden bij te brengen. Elk personage in zijn toneelstukken kon worden vergeleken met een god. Of het nu was om een personage te eren of om hem te bespotten, deze verwijzingen waren vernederend voor de goden. Deze verwijzingen naar de goden omvatten een personage dat een sterfelijke vrouw met een god vergelijkt, of zegt dat hij liever door een vrouw bemind wordt dan door de goden. Pyrgopolynices uit Miles Gloriosus (vs. 1265), die opschept over zijn lange leven, zegt dat hij een dag later geboren is dan Jupiter. In Pseudolus wordt Jupiter vergeleken met Ballio de pooier. Het is ook niet ongewoon dat een personage de goden minacht. Dit komt voor in Poenulus en Rudens.
Meestal zijn de enige personages die een god verachten diegenen van lage stand, zoals een pooier. Plautus doet dit misschien om de personages verder te demoraliseren. Soldaten maken de goden vaak belachelijk. Jonge mannen, bedoeld om de hogere sociale klasse te vertegenwoordigen, drijven in hun opmerkingen vaak de spot met de goden. Parasieten, pooiers en courtisanes prijzen de goden vaak met weinig ceremonieel. Tolliver betoogt dat drama zowel een afspiegeling is van als een voorbode van sociale veranderingen. Waarschijnlijk was er in Plautus' tijd al veel scepsis over de goden. Plautus verzon of stimuleerde geen oneerbiedigheid jegens de goden, maar gebruikte de ideeën van zijn tijd. De staat controleerde toneelopvoeringen, en Plautus' toneelstukken zouden verboden zijn, als ze te riskant waren geweest.
Gnaeus Naevius
Gnaeus Naevius was een andere Romeinse toneelschrijver uit de late derde eeuw voor Christus. Hij schreef tragedies en richtte zelfs de fabula praetexta (historiestukken) op, waarin hij historische gebeurtenissen dramatiseerde. Hij vocht in de Eerste Punische Oorlog en zijn geboorte wordt daarom geplaatst rond het jaar 280 v. Chr. Zijn eerste tragedie vond plaats in 235 v. Chr. Plautus zou in dezelfde tijd geleefd hebben als Naevius, maar begon later te schrijven. Naevius is vooral bekend omdat hij gevangen werd genomen door de Metelli en de Scipiones - twee machtige families uit de late derde eeuw. Naevius' gevangenschap en uiteindelijke verbanning is een geval van staatscensuur. Deze angst voor censuur kan Plautus' keuze voor wat en hoe hij erover schreef hebben beïnvloed.
Typische tekens
Hoewel aan Plautus honderden toneelstukken zijn toegeschreven, bestaat de canon uit 20 overgeleverde stukken. Om een grotere verscheidenheid aan personages te kunnen gebruiken, ontwikkelde hij een zogenaamd 'stock character'. Hij gebruikte soms typische situaties waarin deze personages ook gebruikt konden worden. Hij gebruikte altijd dezelfde soort stock characters, vooral als hij het publiek kon amuseren. Zoals Walter Juniper schreef: "Alles, inclusief artistieke karakterisering en consistentie van karakterisering, werd opgeofferd aan humor, en karakteruitbeelding bleef alleen over waar het nodig was voor het succes van de plot en de humor om een personage te hebben die in karakter bleef, en waar de persona door zijn uitbeelding bijdroeg aan de humor."
In Miles Gloriosus bijvoorbeeld laat de titulaire "opschepperige soldaat" Pyrgopolynices zich pas in het eerste bedrijf van zijn ijdele en onbescheiden kant zien, terwijl de parasiet Artotrogus de prestaties van Pyrgopolynices overdrijft. Artotrogus maakt steeds meer belachelijke beweringen waar Pyrgopolynices zonder meer mee instemt. Deze twee zijn perfecte voorbeelden van de standaardfiguren van de pompeuze soldaat en de wanhopige parasiet die in de Plautijnse komedies voorkwamen.
Op deze manier kon Plautus complexe personages sterk vereenvoudigen en het publiek geven wat het wilde. "Het publiek aan wiens smaak Plautus tegemoet kwam, was niet geïnteresseerd in het karakterspel", maar wilde humor die voor veel mensen gemakkelijk te begrijpen was. Stockopstellingen boden zulke humor. Plautus gebruikte woordspelingen, hij speelde met woorden, of hij gaf de woorden een andere betekenis. Meestal zijn de humoristische personages in Plautijnse toneelstukken van lage sociale status. Dit helpt de komedie in het algemeen, omdat personages uit lagere klassen vaak minder serieus werden genomen, en minder voorzichtig moesten zijn met wat ze zeiden.