Luchtpijp
De luchtpijp is de benige buis die neus en mond verbindt met de longen, en is een belangrijk onderdeel van het ademhalingssysteem van de gewervelde dieren. Bij zoogdieren begint de luchtpijp aan het onderste deel van het strottenhoofd en loopt verder naar de longen, waar hij zich vertakt in de rechter- en linkerbronchiën. Ontsteking van de luchtpijp kan leiden tot andere aandoeningen, zoals tracheïtis, een ontsteking van de binnenbekleding van de luchtpijp.
Anatomie van een menselijke luchtpijp
Ongewervelde luchtpijp
De trachea van ongewervelde dieren verwijst naar het open ademhalingssysteem van terrestrische geleedpotigen. Het bestaat uit spirakels, tracheeën en tracheolen die metabolische gassen van en naar de weefsels brengen. De verdeling van de spirakels varieert, maar in het algemeen heeft elk segment van het lichaam slechts één paar spirakels, die elk in verbinding staan met een atrium en waarachter zich een relatief grote tracheale buis bevindt.
De kleinste buisjes, de tracheolen, dringen de cellen binnen en diffunderen water, zuurstof en kooldioxide. Gas kan actief of door passieve diffusie worden verplaatst. In tegenstelling tot gewervelde dieren, hebben insecten over het algemeen geen zuurstof in hun hemolymfe. Dit is een van de factoren die hun grootte kunnen beperken.
Een tracheale buis kan ribbelvormige omtrekringen van taenidia bevatten in verschillende geometrieën zoals lussen of spiraalvormen. In de kop, de thorax of het abdomen kunnen tracheeën ook verbonden zijn met luchtzakken. Veel insecten, zoals sprinkhanen en bijen, die de luchtzakken in hun achterlijf actief leegpompen, zijn in staat de luchtstroom door hun lichaam te regelen. Bij sommige waterinsecten wisselen de tracheeën rechtstreeks gas uit via de lichaamswand, in de vorm van een kieuw, of functioneren zij als normaal, via een plastron. Hoewel ze inwendig zijn, worden de tracheeën bij geleedpotigen tijdens de rui (ecdysis) afgestoten.
Tracheeënstelsel van ontlede kakkerlak. De grootste tracheae lopen over de breedte van het lichaam van de kakkerlak en zijn horizontaal in deze afbeelding. Schaalstreep, 2 mm
Het tracheale systeem vertakt zich in steeds kleinere buisjes, die hier de krop van de kakkerlak voeden. Schaalstreep, 2 mm