Thomas Hunt Morgan
Thomas Hunt Morgan (25 september 1866 - 4 december 1945) was een Amerikaanse geneticus en embryoloog. Morgan promoveerde in 1890 aan de Johns Hopkins University en deed onderzoek naar embryologie toen hij op het Bryn Mawr College zat.
Na de herontdekking van de Mendeliaanse erfenis in 1900 schakelde Morgan zijn onderzoek over op de fruitvlieg Drosophila melanogaster. In 1904 nodigde E.B. Wilson Morgan uit om zich bij hem aan te sluiten op de Columbia University. Deze stap bevrijdde Morgan om zich volledig te richten op experimenteel werk. In zijn beroemde Vliegkamer op Columbia kon Morgan laten zien dat genen op chromosomen worden gedragen en de mechanische basis vormen van de erfelijkheid. Deze ontdekkingen vormden de basis van de moderne wetenschap van de genetica.
Morgan verhuisde in 1928 naar Californië om aan het hoofd te staan van de afdeling Biologie van het California Institute of Technology (CalTech). Het onderzoek was gericht op genetica en evolutie; experimentele embryologie; fysiologie; biofysica en biochemie.
Hij kreeg de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1933. Het was de eerste die voor de genetica werd gegeven, voor zijn ontdekkingen over de rol van het chromosoom in de erfelijkheid. De prijs werd niet gedeeld met de belangrijkste onderzoeker van het lab, Alfred Sturtevant, een beslissing van het Nobelcomité die zeker omstreden was.
Morgan's vroege werk met Drosophila ging over de associaties die bekend staan als 'coupling' en 'repulsion', ontdekt door Engelse arbeiders in 1909 en 1910 met behulp van de Sweet Pea. Dit was in werkelijkheid hetzelfde fenomeen, dat later 'koppeling' werd genoemd. Morgan's eerste werkstukken behandelden de demonstratie van sexuele koppeling van het gen voor witte ogen in de vlieg, waarbij de mannelijke vlieg heterogametisch (XY) was.
In de loop van zijn carrière schreef Morgan 22 boeken en 370 wetenschappelijke artikelen, en door zijn werk werd Drosophila het belangrijkste 'modelorganisme' in de genetica. De Divisie Biologie die hij begon bij het California Institute of Technology leverde zeven Nobelprijswinnaars op.
Vragen en antwoorden
V: Wie was Thomas Hunt Morgan?
A: Thomas Hunt Morgan was een Amerikaanse geneticus en embryoloog die in 1890 promoveerde aan de Johns Hopkins University en onderzoek deed naar embryologie toen hij op Bryn Mawr College zat.
V: Wat onderzocht Morgan na de herontdekking van de Mendeliaanse overerving in 1900?
A: Na de herontdekking van de Mendeliaanse overerving in 1900 schakelde Morgan zijn onderzoek over op de fruitvlieg Drosophila melanogaster.
V: Waarheen verhuisde Morgan in 1928?
A: In 1928 verhuisde Morgan naar Californië om de afdeling Biologie van het California Institute of Technology (CalTech) te leiden.
V: Op wat voor soort onderzoek richtte hij zich?
A: Bij CalTech hield Morgan zich bezig met genetica en evolutie, experimentele embryologie, fysiologie, biofysica en biochemie.
V: Wanneer kreeg hij een Nobelprijs?
A: In 1933 kreeg Morgan de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor zijn ontdekkingen over de rol van chromosomen in de erfelijkheid.
V: Wat waren "koppeling" en "afstoting"?
A: "Koppeling" en "afstoting" waren associaties die in 1909 en 1910 door Engelse arbeiders werden ontdekt met behulp van Sweet Pea en die later koppeling werden genoemd.
V: Hoeveel boeken/papers schreef Morgan tijdens zijn carrière?
A: Tijdens zijn eminente carrière schreef Morgan 22 boeken en 370 wetenschappelijke artikelen.