Ferdinand Cohn
Ferdinand Julius Cohn (24 januari 1828 - 25 juni 1898) was een Duitse bioloog. Hij is een grondlegger van de moderne bacteriologie en microbiologie.
Cohn is geboren in de Joodse wijk van Breslau in de Pruisische provincie Silezië. Dit is nu Wroclaw, Polen. Vanaf zijn 16e studeerde hij plantkunde bij Heinrich Goppert aan de Universiteit van Breslau. Daarna verhuisde hij naar de Universiteit van Berlijn. Op 19-jarige leeftijd in 1847 behaalde hij een graad in de plantkunde in Berlijn.
In 1849 keerde hij terug naar de universiteit van Breslau en hij bleef daar voor de rest van zijn carrière als docent en onderzoeker. Zijn vader had voor hem een grote en dure microscoop gekocht, die de universiteit van Breslau en de meeste universiteiten toen nog niet hadden. Ze hadden wel microscopen, maar niet zo goed als de zijne. Het was Ferdinand Cohn's belangrijkste onderzoeksmiddel in de jaren 1850.
In de jaren 1850 bestudeerde hij de groei en deling van plantencellen. In 1855 produceerde hij papieren over de seksualiteit van Sphaeroplea en later Volvox. In de jaren 1860 studeerde hij plantenfysiologie. Cohn was de eerste om algen te classificeren als planten, en om te definiëren wat hen onderscheidt van groene planten.
Vanaf 1870 bestudeerde hij vooral bacteriën. Hij publiceerde meer dan 150 onderzoeksrapporten tijdens zijn leven. De universiteit van Breslau werd een innovatief centrum voor plantenfysiologie en microbiologie toen hij er was. Zijn indeling van bacteriën in vier groepen op basis van vorm (bollen, korte staven, draden en spiralen) is vandaag de dag nog steeds in gebruik.
Cohn liet onder andere zien dat Bacillus kan veranderen van een vegetatieve staat naar een endospore als de omstandigheden moeilijk zijn. Hittebestendige sporen van B. subtilis veroorzaakten een controverse over spontane opwekking. Cohn legde uit waarom gekookte infusies van hooi en kaas nog steeds microbiële groei konden krijgen. Het was omdat ze hittebestendige sporen bevatten.
Volvox , een koloniale alg
