Bewijslast
De bewijslast (Latijn: onus probandi) is een niveau van bewijs dat een partij die een feit wil bewijzen moet bereiken voordat het in een rechtbank wordt aanvaard. Het Latijnse gezegde luidt: "semper necessitas probandi incumbit ei qui agit". Het betekent: "de noodzaak van bewijs ligt altijd bij de persoon die een aanklacht indient."
In een strafzaak ligt de bewijslast bij de openbare aanklager. Een verdachte hoeft zijn of haar onschuld niet te bewijzen. De aanklager moet bewijzen dat zijn versie van de feiten boven redelijke twijfel verheven is. In een civiel proces ligt de bewijslast bij degene die de zaak voor de rechter brengt, de eiser genoemd. In een civiele rechtszaak ligt de bewijslast bij de eiser. De norm waaraan moet worden voldaan is dat het "overwicht van het bewijs" (het gewicht van het bewijs) voldoende is om hun zaak te bewijzen.
Affirmatieve verdediging
Indien een verweerder in een civiele of strafzaak een andere reeks feiten wil aanvoeren dan de openbare aanklager of de eiser, wordt dit een "affirmatieve verdediging" genoemd. Hiermee verschuift de bewijslast naar de gedaagde om zijn of haar versie van de feiten te bewijzen. De gedaagde zou proberen zijn of haar acties die tot de rechtszaak hebben geleid, te verontschuldigen of te rechtvaardigen. Bekende "affirmative defenses" zijn onder meer uitlokking, zelfverdediging, onreine handen, ontoerekeningsvatbaarheid en de verjaringstermijn.
Overwicht van het bewijs
Het overwicht van het bewijs, ook bekend als de "balans van waarschijnlijkheden" is de vereiste norm in de meeste civiele zaken. Het wordt ook gebruikt in familierechtbanken voor vaststellingen waarbij het uitsluitend om geld gaat, zoals kinderalimentatie onder de Child Support Standards Act.
Aan de norm is voldaan als de kans groter is dat de stelling waar is dan niet waar. Aan de norm is voldaan als er meer dan vijftig procent kans is dat de stelling waar is. Lord Denning omschreef het in Miller v. Minister of Pensions eenvoudig als "meer waarschijnlijk dan niet". Tot 1970 was dit ook de norm die gebruikt werd in de jeugdrechtbank in de Verenigde Staten. Dit is een veel lagere bewijslast dan "buiten redelijke twijfel", de drempel die de aanklager moet halen in strafzaken.
Buiten redelijke twijfel
Dit is de hoogste norm die in commonlaw landen als bewijslast wordt gehanteerd. Deze geldt gewoonlijk alleen in strafzaken. Als er na een zorgvuldige en onpartijdige afweging van al het bewijsmateriaal (of het ontbreken daarvan) in een zaak reële twijfel bestaat, gebaseerd op verstand en gezond verstand, dan is niet aan de bewijslast voldaan. Als de jury, of de rechter in een bankrechtszaak, geen twijfel heeft over de schuld van de beklaagde, of als hun enige twijfel onredelijk is, dan heeft de aanklager bewezen dat de beklaagde schuldig is.
Vragen en antwoorden
V: Wat is de bewijslast?
A: De bewijslast is een niveau van bewijs dat een partij die een feit wil bewijzen moet bereiken voordat het aanvaard wordt in een rechtbank.
V: Wat is de bewijslast in een strafzaak?
A: In een strafzaak ligt de bewijslast bij de aanklager.
V: Moet een beklaagde in een strafzaak zijn onschuld bewijzen?
A: Nee, een beklaagde hoeft in een strafzaak zijn onschuld niet te bewijzen.
V: Welke bewijsstandaard moet de aanklager halen in een strafzaak?
A: De aanklager moet in een strafzaak de bewijsstandaard voor hun versie van de feiten "buiten redelijke twijfel" bereiken.
V: Wat is de bewijslast in een civiel proces?
A: In een civiel proces ligt de bewijslast bij degene die de zaak voor de rechter brengt, de eiser genaamd.
V: Aan welke standaard moet de eiser voldoen in een civiel proces?
A: De standaard waaraan in een civiele rechtszaak voldaan moet worden, is dat het "overwicht van het bewijs" (gewicht van het bewijs) genoeg is om hun zaak te bewijzen.
V: Verandert de bewijslast afhankelijk van het soort zaak?
A: Ja, de bewijslast is anders in een strafzaak dan in een civiele zaak. In een strafzaak ligt de bewijslast bij de aanklager en in een civiele zaak bij de eiser.