Bergpas
In een groep van heuvels of bergen is een pas een pad voor het oversteken van een berg. Het is meestal een zadelpunt tussen twee hogere gebieden. Veel van de bergketens in de wereld hebben het reizen altijd al moeilijk gemaakt, dus passen zijn in de loop van de geschiedenis belangrijk geweest voor de handel, de oorlog en de migratie.
Een pas heeft de algemene vorm van een zadel tussen twee bergen. Ze zijn vaak net boven de bron van een rivier te vinden, waardoor ze een soort "brug" vormen naar de bovenloop van een andere rivier. Passen kunnen erg kort zijn, met steile hellingen naar de top van de pas, of valleien van vele kilometers.
Er zijn wegen en spoorwegen aangelegd door middel van passen. Op sommige hoge en ruige passen kunnen tunnels worden gegraven om het verkeer sneller te laten doorstromen.
De top van een pas is vaak de enige vlakke ondergrond in het gebied en is dus vaak een goede plek voor gebouwen. Voor landen waarvan de grenzen op een bergketen liggen, is de pas vaak een deel van de grens. De pas maakt het reizen tussen de valleien niet alleen gemakkelijk, maar biedt ook een route tussen twee bergtoppen, zodat het gebruikelijk is dat sporen elkaar bij een pas ontmoeten; dit maakt ze vaak goede routes, zelfs wanneer ze tussen een top en de dalbodem reizen.
Enkele van de bekendste passen zijn de Grote Sint-Bernardpas op 2.473 meter in de Alpen, de Khyberpas op 1.027 meter tussen Afghanistan en Pakistan en de Khardong La-pas op 5.359 meter in Jammu en Kasjmir, India.
Een bergpas.
Gerelateerde pagina's
