Pippi Langkous (boek)

Pippi Langkous (Zweeds: Pippi Långstrump) is een roman van Astrid Lindgren. Het werd oorspronkelijk gepubliceerd in Zweden op 26 november 1945. Het is het eerste boek in een reeks over Pippi Langkous. Pippi is een meisje dat alleen in een huis woont met haar huisdieren, een aap genaamd Mr. Nilsson en een paard dat ze op de veranda houdt. Ze raakt bevriend met Tommy en zijn zus Annika, die naast haar wonen.

Sinds 2009 is het boek vertaald in 64 talen.

Achtergrond

Astrid Lindgren bedacht Pippi Langkous voor het eerst in 1941. Haar 7-jarige dochter Karin was ziek en moest in bed worden gehouden. Ze vroeg haar moeder haar een verhaal te vertellen, dus verzon Lindgren een personage met de naam Pippi Langkous en een aantal verhalen over haar om haar dochter te vermaken. In 1944 schreef zij ze op en stuurde het manuscript van het boek naar uitgeverij Bonnier. Zij zeiden dat zij het boek niet wilden uitgeven. Toen de uitgeverij Rabén en Sjögren op 28 januari van het volgende jaar een wedstrijd voor kinderboeken aankondigde, stuurde zij een nieuwe versie van het boek naar de uitgeverij. Het won de eerste prijs en werd in 1945 gepubliceerd. Daarna zouden Rabén en Sjögren ook de vervolgen Pippi Goes on Board (1946) en Pippi in the South Seas (1948) uitgeven. Sindsdien is de serie in vele andere talen vertaald. Ook is de serie bewerkt tot een televisieserie en twee films.

Plot

Pippi is een meisje van 9 jaar oud. Ze woont alleen in Villa Villekulla, een oud huis in een tuin aan het eind van een klein stadje (de naam van het stadje wordt niet gegeven). Ze woont daar helemaal alleen omdat haar vader, een zeekapitein genaamd Kapitein Efraim Langkous, verdween toen hij in een storm overboord sloeg en haar moeder stierf toen ze nog heel jong was. Pippi gelooft dat haar moeder nu een engel in de hemel is, die haar door een kijkgaatje in de gaten houdt, en dat haar vader, in plaats van te verdrinken na overboord te zijn geslagen, naar een eiland vol kannibalen is gedreven en een kannibalenkoning is geworden.

Gelukkig voor haar had haar vader Villa Villekulla jaren geleden gekocht, zodat hij, wanneer hij oud zou worden, bij zijn dochter in het huis zou kunnen trekken. Pippi besluit het huis te betrekken met de twee dingen die ze van het schip van haar vader had meegenomen: haar aapje genaamd Mr. Nilsson (een geschenk van haar vader) en een koffer vol gouden munten. Nadat ze haar intrek in het huis heeft genomen, koopt ze ook een paard, dat ze op de veranda houdt. Ze woont graag alleen omdat niemand haar beveelt naar bed te gaan en niemand haar dwingt levertraan te nemen, terwijl ze meer van snoep houdt.

Naast het huis staat nog een huis waarin twee brave broertjes en zusjes wonen, Annika en Tommy. Zij ontmoeten Pippi voor het eerst als zij 's morgens op straat achterwaarts loopt. Ze vragen haar hoe dat komt en ze antwoordt dat je in een vrij land kunt lopen zoals je wilt. Ze vertelt verder dat in Egypte alle mensen achterstevoren lopen en dat niemand dat vreemd vindt. Nadat zij haar gevraagd hebben of zij werkelijk in Egypte is geweest, antwoordt zij dat zij er is geweest en dat de mensen in Verweggistan een nog vreemdere manier van lopen hebben: zij lopen op hun handen. Hierop beschuldigen ze haar van liegen en dan geeft ze toe dat ze loog en dat in Kongo niemand de waarheid spreekt.

Daarna nodigt ze hen uit bij haar thuis, waar ze pannenkoeken eten en Pippi hen vertelt over Brazilianen, die altijd eieren in hun haar hebben. Daarna laat ze hen wat spullen zien die zij en haar vader hebben meegenomen van hun reizen over de wereld. Daarvan geeft Pippi hen enkele geschenken: Tommy krijgt een klein mesje met een handvat van parelmoer en Annika krijgt een ring met een groene steen. Annika en Tommy gaan dan terug naar hun huis.


AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3