Lowitja O'Donoghue
Dr. Lowitja "Lois" O'Donoghue, AC CBE DSG (geboren 1 augustus 1932) is een Aboriginal Australische vrouw die werkzaam was als administrateur van verschillende Commonwealth organisaties. Zij was de stichtende voorzitster van de Aboriginal en Torres Strait Islander Commissie (ATSIC). In 1984 werd zij uitgeroepen tot Australiër van het jaar.
Persoonlijk leven
Lowitja O'Donoghue werd geboren in Granite Downs, een veestation gelegen aan de Stuart Highway in het noordwesten van Zuid-Australië. Haar vader, Tom O'Donoghue, was een veehandelaar van Ierse afkomst. Haar moeder, Lily, behoorde tot het inheemse Yankunytjatjara volk. Tom en Lily ontmoetten elkaar toen Tom werkte op Everard Park, een ander veestation op het traditionele land van de Yankunytjatjara. Het echtpaar verhuisde in 1925 naar Granite Downs, bij de Yankunytjatjara bekend als Indulkana. Lowitja werd hier geboren rond 1 augustus 1932. Zij was het vijfde van zes kinderen.
In 1934 bezochten leden van de Verenigde Missie van Aboriginals de gemeenschap in Indulkana. Zij overtuigden Lowitja's moeder ervan dat het voor haar kinderen het beste zou zijn om door de missionarissen te worden opgevoed. Er was geen school in Granite Downs, en zij maakten zich zorgen over de opvoeding van hun kinderen in zo'n geïsoleerde plaats. Zij verhuisden met hun kinderen naar Oodnadatta, en brachten hen naar de missie, die werd geleid door de Baptist Church. Lowitja werd op de missie gedoopt door een voorganger. Zij werd onderwezen in Colebrook Children's Home, een Aboriginal school die door de missie in Quorn werd geleid. Ze begon daar met leren toen ze drie jaar oud was.
Lowitja was twee jaar oud toen ze bij haar moeder werd weggehaald. Nadat zij was weggehaald, heeft zij haar moeder 33 jaar lang niet meer gezien. Gedurende die tijd wist haar moeder niet waar haar kinderen waren heengebracht. Desondanks identificeerde Lowitja zich niet als een lid van de Gestolen Generaties. Zij zou later zeggen dat zij voor haar persoonlijk geval de voorkeur gaf aan het woord "verwijderd" boven "gestolen". Zij heeft gezegd dat zij gelukkig was in Colebrooke en dat zij daar en op de Quorn Primary School een goede opleiding heeft gehad. Het zijn echter dit soort assimilatiepraktijken van de kerken waar Lowitja en vele anderen uiteindelijk een eind aan zouden willen maken.
In 1944 verhuisde Colebrook Home naar Eden Hills in het zuiden van Adelaide vanwege een groot watertekort. Hierdoor kon Lowitja naar de Unley High School, een plaatselijke openbare school.
In 1979 trouwde Lowitja met Gordon Smart, een gezondheidswerker in het repatriëringsziekenhuis. Ze had hem voor het eerst ontmoet in 1964. Hij stierf in 1991, en werd in Quorn begraven.
Verpleegkundige carrière
Van 1950 tot 1953 werkte O'Donoghue als verpleeghulp in Victor Harbor. Het kleine plaatselijke ziekenhuis had geen opleiding. Met de hulp van de matrone, solliciteerde Lowitja om leerling verpleegster te worden in Adelaide. Het Royal Adelaide Hospital wees haar aanvankelijk af, maar kort daarna kreeg zij een baan aangeboden als leerling-verpleegster in 1954. Zij kwalificeerde als verpleegster en werkte in het Royal Adelaide Hospital tot 1961.
Zij werkte als verpleegster voor de Baptistengemeente in Assam, in het noorden van India. Zij verving zendelingen die met verlof waren in Australië. Wegens de nabijgelegen Sino-Indische oorlog werd haar door de Australische regering aangeraden naar Calcutta te evacueren, vanwaar zij naar Australië terugkeerde.
Openbare dienst
Na haar terugkeer in 1962 werkte ze als Aboriginal Verbindingsofficier bij het Zuid-Australische Ministerie van Onderwijs. Later werd ze overgeplaatst naar het staatsdepartement van Aboriginalzaken. Daar werkte ze als welzijnsfunctionaris, voornamelijk in het noorden van de staat, onder andere in Coober Pedy.
In 1967 ging Lowitja werken voor het pas opgerichte Commonwealth Department of Aboriginal Affairs, dat verantwoordelijk was voor het welzijn van de Aboriginals in heel Australië. Ze werkte in het kantoor van het departement in Adelaide. Na acht jaar werd ze directeur van het kantoor van het departement in Zuid-Australië. Zij was verantwoordelijk voor de uitvoering van het nationale Aboriginal welzijnsbeleid in Zuid-Australië. Na korte tijd verliet zij de overheidsdienst.
Lowitja was in het begin van de jaren tachtig korte tijd voorzitter van het National Aboriginal Congress. Later werd ze benoemd tot voorzitter van de Aboriginal Development Commission. In 1990 werd ze benoemd tot voorzitter van de pas opgerichte Aboriginal and Torres Strait Islander Commission (ATSIC). In 1991 werd zij, samen met Alf Bamblett en Steve Gordon, de eerste Aboriginal die een kabinetsvergadering bijwoonde. In december 1992 werd ze de eerste Aboriginal Australiër die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toesprak. Ze bleef voorzitter van ATSIC tot 1996. Ze werd vervangen door Gatjil Djerrkura, die door de Howard regering als gematigder werd beschouwd.
Eerbewijzen en onderscheidingen
In 1976 was O'Donoghue de eerste Aboriginal vrouw die werd opgenomen in de nieuwe Orde van Australië. De onderscheiding was een erkenning voor haar werk in de welzijnssector. In 1983 werd zij benoemd tot Commandeur in de Orde van het Britse Rijk. In 1984 werd zij uitgeroepen tot Australiër van het Jaar, voor haar werk om het welzijn van de inheemse Australiërs te verbeteren. In 1999 werd zij benoemd tot Companion of the Order of Australia (AC). O'Donoghue werd in 2000 opgenomen in de Olympische Orde. In 2005 werd zij door Paus Johannes Paulus II benoemd tot Dame in de Orde van Sint-Gregorius de Grote.
O'Donoghue heeft eredoctoraten ontvangen van de Murdoch University, de University of South Australia, de Australian National University, de Queensland University of Technology en Flinders University. In 2000 werd zij benoemd tot honorary professorial fellow aan Flinders University.