Progressief conservatisme
Progressief conservatisme is een ideologie die conservatieve en progressieve ideeën probeert te verenigen. Om de armoede aan te pakken, ondersteunt de ideologie het idee van een sociaal vangnet. Ze ondersteunt ook een beperkte herverdeling van de rijkdom. De voorstanders van progressief conservatisme willen de overheid in staat stellen de markten te reguleren in het belang van zowel de consumenten als de producenten. Het progressieve conservatisme is in het Verenigd Koninkrijk voor het eerst ontstaan als een uitgesproken ideologie onder het "One Nation" Toryisme van premier Benjamin Disraeli.
In het Verenigd Koninkrijk zijn de premiers Disraeli, Stanley Baldwin, Neville Chamberlain, Winston Churchill, Harold Macmillan en David Cameron beschreven als progressieve conservatieven. Het Rerum Novarum (1891) van de katholieke kerk pleit voor een progressieve conservatieve doctrine die bekend staat als het sociaal katholicisme.
In de Verenigde Staten is Theodore Roosevelt de belangrijkste figuur die met progressief conservatisme als politieke traditie wordt geïdentificeerd. Roosevelt verklaarde dat hij "altijd geloofd heeft dat wijs progressivisme en wijs conservatisme hand in hand gaan". Sommige mensen beschouwden het bestuur van president William Howard Taft als progressief conservatief. Taft beschreef zichzelf als "een gelovige in progressief conservatisme". President Dwight D. Eisenhower verklaarde zichzelf een voorstander van "progressief conservatisme". In Duitsland promootte bondskanselier Leo von Caprivi een progressieve conservatieve agenda die de "Nieuwe Cursus" werd genoemd. In Canada zijn verschillende conservatieve regeringen progressief conservatief geweest, waarbij Canada's grote conservatieve beweging van 1942 tot 2003 officieel de Progressieve Conservatieve Partij van Canada werd genoemd. In Canada hebben de premiers Arthur Meighen, R.B. Bennett, John Diefenbaker, Joe Clark, Brian Mulroney en Kim Campbell progressieve conservatieve federale regeringen geleid.