Afweer
Immuniteit is het vermogen van het lichaam om zich te verdedigen tegen 'vreemde lichamen'. Dit betekent het afwijzen van infecties, het opruimen van stof dat in de longen terechtkomt en het doden van kankercellen. Vaccinatie bouwt voort op het natuurlijke immuunsysteem om een persoon te laten weerstaan aan bepaalde ziekten.
Immuniteit is van tweeërlei aard. De aangeboren immuniteit beschermt de gastheer tegen infectie, maar heeft geen 'geheugen', en geeft dus geen langdurige immuniteit.
Het tweede type is de adaptieve immuniteit, die wel een soort 'geheugen' heeft. Het geeft wel een langdurige bescherming tegen specifieke ziekteverwekkers.
Alle dieren, planten en schimmels hebben een aangeboren immuniteit. Gewervelde dieren hebben ook een adaptieve immuniteit.
Mensen kunnen worden ingeënt tegen bepaalde ziekten door middel van een vaccinatie (injectie van een dood of verzwakt virus, of een bacterie die de ziekte veroorzaakt). Hierdoor leert het lichaam hoe het virus of de bacterie het lichaam beschadigt en zal het sneller reageren om het virus of de bacterie te bestrijden als het weer in contact komt met het virus of de bacterie. Wanneer uw lichaam zich heeft verdedigd tegen de virussen/bacteriën zal het de bepaalde virussen/bacteriën in een "net" opsluiten, dus wanneer de virussen/bacteriën terugkomen zal het makkelijker zijn om ook die virussen/bacteriën te vangen.
Geschiedenis van de immunologie
Immunologie is een wetenschap die de structuur en functie van het immuunsysteem onderzoekt. Het komt voort uit de geneeskunde en uit vroege studies over de oorzaken van de immuniteit tegen ziekten.
De vroegst bekende vermelding van immuniteit was tijdens de plaag van Athene in 430 VC. Thucydides merkte op dat mensen die hersteld waren van een eerdere aanval van de ziekte de zieken konden verzorgen zonder de ziekte een tweede keer op te lopen.
In de 18e eeuw experimenteerde Pierre-Louis de Maupertuis met schorpioenengif en constateerde dat bepaalde honden en muizen immuun waren voor dit gif.
Deze en andere waarnemingen van verworven immuniteit werden later uitgebuit door Louis Pasteur in zijn ontwikkeling van de vaccinatie en zijn voorgestelde kiem-theorie van deziekte. Pasteur's theorie was in directe tegenstelling tot de hedendaagse ziektetheorieën, zoals de miasma-theorie.
Pas in de bewijzen van Robert Koch uit 1891, waarvoor hij in 1905 een Nobelprijs kreeg, werd bevestigd dat micro-organismen de oorzaak zijn van een besmettelijke ziekte. Virussen werden bevestigd als menselijke ziekteverwekkers in 1901, met de ontdekking van het gele koortsvirus door Walter Reed.
De immunologie heeft tegen het einde van de 19e eeuw een grote vooruitgang geboekt in de studie van de humorale immuniteit (antilichamen) en de cellulaire immuniteit (T-cellen en dendritische cellen) door snelle ontwikkelingen.
Bijzonder belangrijk was het werk van Paul Ehrlich, die de nevenketentheorie voorstelde om de specificiteit van de antigeen-antilichaamreactie te verklaren; zijn bijdragen aan het begrip van de humorale immuniteit werden erkend door de toekenning van een Nobelprijs in 1908, die gezamenlijk werd toegekend aan de stichter van de cellulaire immunologie, Elie Mechnikov.
Vragen en antwoorden
V: Wat is immuniteit?
A: Immuniteit is het vermogen van het lichaam om zichzelf te beschermen tegen vreemde lichamen, zoals infecties, stof en kankercellen.
V: Wat zijn de twee soorten immuniteit?
A: De twee soorten immuniteit zijn aangeboren immuniteit en adaptieve immuniteit.
V: Wat doet aangeboren immuniteit?
A: Aangeboren immuniteit beschermt de gastheer tegen infecties, maar heeft geen geheugen, dus biedt geen immuniteit op lange termijn.
V: Wat doet adaptieve immuniteit?
A: Adaptieve immuniteit heeft een soort geheugen, dus biedt het langdurige bescherming tegen specifieke ziekteverwekkers.
V: Kunnen alle dieren, planten en schimmels aangeboren immuniteit hebben?
A: Ja, alle dieren, planten en schimmels hebben een bepaalde aangeboren immuniteit.
V: Wat doet een vaccinatie?
A: Een vaccinatie injecteert een dood of verzwakt virus of bacterie die de ziekte veroorzaakt, waardoor het lichaam kan leren hoe het virus/de bacterie het lichaam schaadt en sneller kan reageren om de ziekte te bestrijden wanneer het opnieuw in contact komt met het virus/de bacterie.
V: Hoe vangt het lichaam bepaalde virussen/bacteriën?
A: Als het lichaam zich tegen een virus/bacterie heeft verdedigd, zal het bepaalde virussen/bacteriën in een "net" vangen, zodat wanneer het virus/bacterie terugkomt, het gemakkelijker zal zijn om die virussen/bacteriën ook te vangen.