Positivisme

Positivisme is de overtuiging dat menselijke kennis wordt voortgebracht door de wetenschappelijke interpretatie van waarnemingsgegevens.

Deze benadering is een voortdurend "thema in de geschiedenis van het westerse denken vanaf de oude Grieken tot heden" geweest. De term werd in het begin van de 19e eeuw gebruikt door de filosoof en grondlegger van de sociologie, Auguste Comte.

Comte, een socioloog, geloofde in een driedelig model van menselijke kennis. Hij beweerde dat het door fasen was gegaan. Er was een religieus wereldbeeld, en een metafysisch wereldbeeld voordat de wetenschappelijke interpretatie aan de orde kwam. De positivistische methode zou, aldus Comte, niet langer gericht moeten zijn op het blootleggen van uiteindelijke oorzaken. Zij zou zich veeleer moeten richten op de wijze waarop gegevens met elkaar in verband worden gebracht. Wetenschappers zouden deze correlaties eenvoudigweg interpreteren. Alle menselijke kennis kon slechts relatief waar zijn, dus Comte met een blik op deze interpretaties. Eind 19e-eeuwse wetenschapsfilosofen van Heinrich Hertz tot Ernst Mach bespraken uiteindelijk specifieke eisen aan werkbare wetenschappelijke theorieën en natuurkundige wetten, zoals de voorspelbaarheid van resultaten in experimenten en de functionaliteit van wetten in berekeningen.

Principes

In zijn meest oorspronkelijke formulering kan het positivisme worden gezien als een verzameling van vijf beginselen:

  1. De eenheid van de wetenschappelijke methode - d.w.z. de logica van het onderzoek is dezelfde in alle wetenschappen (sociale en natuurwetenschappen).
  2. Het doel van de wetenschap is te verklaren en te voorspellen.
  3. Wetenschappelijke kennis is toetsbaar. Onderzoek kan alleen worden bewezen met empirische middelen, niet met argumenten alleen. Onderzoek moet vooral deductief zijn, d.w.z. dat deductieve logica wordt gebruikt om uitspraken te ontwikkelen die kunnen worden getoetst (theorie leidt tot hypothese, die op haar beurt leidt tot ontdekking en/of bestudering van bewijzen). Onderzoek moet waarneembaar zijn met de menselijke zintuigen. Argumenten zijn niet voldoende, louter geloof is uit den boze.
  4. Wetenschap is niet hetzelfde als gezond verstand. Onderzoekers moeten oppassen dat hun onderzoek niet wordt beïnvloed door hun gezond verstand.
  5. Wetenschap moet zo waarde-neutraal mogelijk zijn. Het uiteindelijke doel van de wetenschap is kennis te produceren, ongeacht de politiek, moraal of waarden van degenen die bij het onderzoek betrokken zijn. Wetenschap moet beoordeeld worden door logica, en idealiter universele voorwaarden produceren.
  6. Experimenten moeten een verklaring altijd en overal kunnen verifiëren.

In tegenstelling tot materialisten doen positivisten geen uitspraken over een primaire substantie zoals materie. Zij gaan ervan uit dat wij gegevens hebben en dat wij die gegevens interpreteren. Het idee van een materiële wereld met drie dimensies is, voor positivisten, slechts een goed model om de ervaringen van het dagelijks leven te hanteren. Als de astronomie te maken krijgt met complexere gegevens die niet consistent in zo'n model kunnen worden behandeld, zullen ze een ander model moeten bedenken. Positivisten uit het begin van de 20e eeuw, zoals Ernst Mach, zeiden dat het beste model het meest "economische" model is, dat wil zeggen het model dat we het best kunnen gebruiken voor berekeningen en voorspellingen.

Het idee dat alle natuurkundige wetten nuttig kunnen zijn, gaat terug tot Auguste Comte. Comte zei dat alle theorieën slechts "relatief" waar waren, en dat zelfs Isaac Newtons wet van de universele gravitatie strikt genomen niets anders was dan een sociale conventie - waar totdat nieuwe gegevens ons dwingen een betere theorie te vinden.

Logisch positivisme

Dit was een belangrijke ontwikkeling in het Wenen van het begin van de 20e eeuw, geleid door Moritz Schlick en verbreed door Ludwig Wittgenstein. De logisch positivisten waren van mening dat uitspraken waarvan niet bewezen kan worden of ze waar of onwaar zijn, geen betekenis hebben.

Zij stelde niet alleen dat stellingen waar of onwaar waren, maar ook dat stellingen waarvan niet kon worden aangetoond dat zij waar of onwaar waren, betekenisloos waren. Zo zijn uitspraken als "Er is een God" of "Er is geen God" niet waar of onwaar, maar betekenisloos omdat ze niet bewezen of weerlegd kunnen worden.

Moritz Schlick, de grondlegger van het logisch positivisme en de Wiener Kreis.Zoom
Moritz Schlick, de grondlegger van het logisch positivisme en de Wiener Kreis.

Operationalisme

Dit was het idee van P.W. Bridgman, Nobelprijs voor Natuurkunde voor 1946. Het was dat een begrip in de wetenschap werd gedefinieerd door de manier waarop men het mat. Als men denkt aan de spin van elektronen, of aan de kromming van de ruimte, dan zijn dat geen alledaagse ideeën. In het dagelijks leven worden elektronen niet gezien, en evenmin wordt gezien dat de ruimte gekromd is. Ze berusten op de resultaten van experimenten waarbij fundamentele eigenschappen als tijd, licht, massa, elektrische lading enzovoort werden gemeten. Wat Bridgman bedoelde is dat hun betekenis ligt in de manier waarop de metingen werden gedaan.

Voorbeelden

  • De speciale relativiteitstheorie was afhankelijk van operationele definities voor gelijktijdige gebeurtenissen en afstand, d.w.z. van de operaties die nodig zijn om deze termen te definiëren.
  • In de kwantummechanica is het begrip operationele definities nauw verwant met het idee van "waarneembare grootheden", d.w.z. definities gebaseerd op wat kan worden gemeten.
  • Operationalisme wordt ook in andere wetenschappen aangetroffen. In de psychologie is intelligentie vaak gedefinieerd als het resultaat van een meting door middel van een standaard IQ-test. Dat is uiteraard controversieel, want ons dagelijks begrip van het woord "intelligentie" is veel complexer en gevarieerder.

Comteaans positivisme

Het 19e-eeuwse positivisme - of "Comteaans positivisme" - bevatte de contouren van een voorgestelde ontwikkeling. Deze zou leiden van primitieve verklaringen, via religieus denken en monotheïsme, naar positivisme als de universele theorie en wetenschappelijke praktijk. De theorie was zeer invloedrijk onder cultuurhistorici. Het bracht Comte tot de schepping van een "religie van de mensheid" als seculier substituut voor alle religies. Dit veroorzaakte een verontwaardiging onder wetenschappers, die bereid waren de wetenschappelijke uitgangspunten over te nemen, maar niet geïnteresseerd waren in het scheppen van een plaatsvervangende religie.

Men kan vandaag nog tempels bezoeken in Rio de Janeiro, Porto Alegre, en Curitiba in Brazilië, en Parijs gebouwd door 19de-eeuwse Comteaanse positivisten. Londen had een maatschappij van positivisten. De Turkse leider Mustafa Kemal Atatürk was sterk geïnteresseerd in het positivisme als basis voor een secularisatie van de natie die hij trachtte op te bouwen.

De term positivisme wordt tegenwoordig niet meer in verband gebracht met de constructie van een seculiere godsdienst, maar meer om een wetenschappelijke methode te beschrijven.

Vragen en antwoorden

V: Wat is positivisme?


A: Positivisme is het geloof dat menselijke kennis voortkomt uit de wetenschappelijke interpretatie van observationele gegevens.

V: Wie was de filosoof en oprichter van de socioloog die de term "positivisme" voor het eerst gebruikte?


A: De filosoof en oprichter van de socioloog die als eerste de term "positivisme" gebruikte was Auguste Comte.

V: Wat geloofde Auguste Comte over menselijke kennis?


A: Auguste Comte geloofde in een driedelig model van menselijke kennis. Hij beweerde dat het door fasen ging. Er was een religieus wereldbeeld en een metafysisch wereldbeeld voordat de wetenschappelijke interpretatie overwogen werd.

V: Waar zou de positivistische methode volgens Comte niet meer op gericht moeten zijn?


A: Volgens Comte zou de positivistische methode niet langer gericht moeten zijn op het onthullen van uiteindelijke oorzaken. Ze zou zich eerder moeten richten op hoe gegevens met elkaar verbonden zijn.

V: Hoe moeten wetenschappers volgens Comte correlaties interpreteren?


A: Volgens Comte moeten wetenschappers deze correlaties gewoon interpreteren.

V: Waar hadden de laat 19e-eeuwse filosofen van de wetenschappen het over?


A: Laat 19e-eeuwse wetenschapsfilosofen bespraken specifieke vereisten van werkbare wetenschappelijke theorieën en natuurkundige wetten, zoals de voorspelbaarheid van resultaten in experimenten en de functionaliteit van wetten in berekeningen.

V: Wat geloofde Comte over het feit dat menselijke kennis relatief waar is?


A: Comte geloofde dat alle menselijke kennis alleen maar relatief waar kon zijn, dus keek hij naar deze interpretaties.

AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3