Arthur Seyß-Inquart
De titel van dit artikel bevat het teken ß. Wanneer het niet beschikbaar of niet gewenst is, mag de naam worden geschreven als Arthur Seyss-Inquart.
Arthur Seyß-Inquart (geboren als Arthur Seyß op 22 juli 1892-16 oktober 1946) was een vooraanstaand jurist en later nazi-ambtenaar in het Oostenrijk van vóór Anschluß, het Derde Rijk en in Duitsland, Polen en Nederland in oorlogstijd. Seyß-Inquart werd terechtgesteld tijdens de processen van Neurenberg wegens misdaden tegen de menselijkheid.
Het leven voor de Anschluss
Seyß-Inquart werd in 1892 geboren in Stonařov (Stannern), Moravië, dat toen deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, als zoon van schoolhoofd Emil Zajtich en zijn vrouw Auguste Hyrenbach. Het gezin verhuisde in 1907 naar Wenen, waar zij de Tsjechisch-Slavische naam "Zajtich" veranderden in het Duitse "Seyß-Inquart". Seyß-Inquart studeerde later rechten aan de Universiteit van Wenen. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 nam Seyß-Inquart dienst in het Oostenrijkse leger en diende in Rusland, Roemenië en Italië. Hij werd meermalen onderscheiden voor zijn dapperheid en terwijl hij in 1917 herstelde van zijn verwondingen, voltooide hij zijn eindexamens voor zijn diploma.
In 1911 ontmoette Seyß-Inquart Gertrud Maschka. Het echtpaar trouwde in 1916 en kreeg drie kinderen: Ingeborg Caroline Auguste Seyß-Inquart (geboren 18 september 1917), Richard Seyß-Inquart (geboren 1921) en Dorothea Seyß-Inquart (geboren 1928).
Na de oorlog ging hij rechten studeren, en in 1921 begon hij zijn eigen praktijk. Tijdens de beginjaren van de eerste Oostenrijkse republiek was hij nauw betrokken bij het Vaterländische Front.
Als succesvol advocaat werd hij in 1933 gevraagd om toe te treden tot het kabinet van kanselier Engelbert Dollfuss.
Hij werd in 1937 staatsraadslid onder Kurt Schuschnigg. Hij was aanvankelijk geen lid van de Oostenrijkse nationaal-socialistische partij. Maar in 1938 was Seyß-Inquart de hoogstgeplaatste politicus in de Oostenrijkse nationaal-socialistische partij.
In februari 1938 werd Seyß-Inquart door Schuschnigg benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken, nadat Hitler Schuschnigg had bedreigd. Op 11 maart 1938 trad Schuschnigg af als Oostenrijks kanselier en Seyß-Inquart werd door de Oostenrijkse president Wilhelm Miklas in die functie benoemd. Hitler's plan was om Seyß-Inquart een telegram te laten sturen met de vraag om Duitse hulp om de rellen te stoppen, maar President Miklas maakte Seyß-Inquart pas kanselier na Hitler's invasie van Oostenrijk. Op 13 maart 1938 sloot Seyß-Inquart zich aan bij de nationaal-socialistische partij.
Hoofd van Ostmark en Zuid-Polen
Hitler was van plan Oostenrijk onafhankelijk te laten, maar na het onthaal dat de binnenvallende Duitse troepen tijdens de Anschluß kregen, besloot hij Oostenrijk een nieuw deel van het Derde Rijk te maken, Ostmark (of oostgrens) genoemd. Seyß-Inquart schreef het statuut dat Oostenrijk een provincie van Duitsland maakte, en tekende het in wet op 13 maart.
Seyß-Inquart werd Reichsstatthalter of gouverneur van de zogenaamde Ostmark. Ernst Kaltenbrunner werd eerste minister, en Burckel commissaris voor de hereniging van Oostenrijk (die zich bezighield met de "Joodse kwestie").
Seyß-Inquart werd SS Gruppenführer, en in mei 1939 Minister zonder portefeuille in Hitler's regering.
Na de inval in Polen werd Seyß-Inquart gouverneur van Zuid-Polen, maar voordat hij daar aan de slag kon, werd de Generalregering opgericht en werd Seyß-Inquart plaatsvervanger van gouverneur-generaal Hans Frank.
Reichskommissar in Nederland
Na de inval van Duitsland in de Nederlanden werd Seyß-Inquart in mei 1940 Reichskommissar voor bezet Nederland. Zijn taak was het organiseren van het burgerlijk bestuur, het creëren van nauwe economische banden met Duitsland en het verdedigen van de belangen van het Reich.
Hij steunde de Nederlandse Nationaal Socialistische Partij (NSB) en stond toe dat deze een paramilitaire Landwacht oprichtte, als hulppolitiemacht. Andere politieke partijen werden eind 1941 verboden, en veel voormalige regeringsfunctionarissen werden gevangen gezet in Sint-Michielsgestel. Het bestuur van het land werd grotendeels door Seyß-Inquart zelf gecontroleerd.
Hij voerde maatregelen in ter bestrijding van de "terreur" en toen in mei 1943 in Amsterdam, Arnhem en Hilversum een grootscheepse staking plaatsvond, werden er speciale snelrechtzittingen gehouden en werd een collectieve boete van 18 miljoen gulden opgelegd. Seyß-Inquart gaf toestemming voor de executie van ongeveer 800 mensen vóór de bevrijding. Sommigen zeggen dat het er niet slechts 800 waren, maar meer dan 1.500, inclusief executies op grond van de zogenaamde "Gijzelaarswet" waarbij (onder andere) politieke gevangenen betrokken waren die op het punt stonden bevrijd te worden, het Putten incident, en de represaille executie van 117 Nederlanders voor de aanslag op SS en Politieleider" Hanns Albin Rauter. Vanaf juli 1944 werden de meeste bevoegdheden van Seyß-Inquart overgedragen aan de militaire commandant in Nederland en de Gestapo, maar hij was nog steeds een belangrijke en machtige politieke figuur.
Er waren twee kleine concentratiekampen in Nederland:
- KZ Herzogenbusch bij Vught, en
- Kamp Amersfoort bij Amersfoort.
Er was ook een "Joods verzamelkamp" in Westerbork, naast een aantal andere kampen die onder controle stonden van het leger, de politie, de SS of de administratie van Seyß-Inquart. Daartoe behoorde ook een "vrijwillige arbeidsinzet"-kamp in Ommen. In totaal werkten ongeveer 530.000 Nederlandse burgers voor de Duitsers, van wie er 250.000 naar fabrieken in Duitsland werden gestuurd.
Seyss-Inquart was een antisemiet: binnen een paar maanden na zijn aankomst in Nederland ontsloeg hij Joden uit de regering, de pers en leidinggevende functies in het bedrijfsleven. Na 1941 escaleerden de anti-Joodse maatregelen: ongeveer 140.000 Joden werden geregistreerd, in Amsterdam werd een getto gecreëerd en in Westerbork werd een doorgangskamp ingericht. In februari 1941 werden 600 Joden naar de concentratiekampen Buchenwald en Mauthausen gestuurd. Later werden ook Nederlandse Joden naar Auschwitz gestuurd. Bij de nadering van de geallieerden in september 1944 werden de overgebleven Joden uit Westerbork naar Theresienstadt gestuurd. Van de 140.000 geregistreerde Nederlandse Joden overleefden slechts 44.500 de oorlog.
Toen Hitler op 30 april 1945 zelfmoord pleegde, werd Seyß-Inquart minister van Buitenlandse Zaken in de nieuwe Duitse regering van admiraal Karl Dönitz.
Het nazi-regime had een politiek van 'verschroeide aarde' gevoerd, en ook enkele dokken en havens vernietigd. Seyß-Inquart was het met minister van Bewapening Albert Speer eens dat het verkeerd was alles te vernietigen om waardevolle materialen te bewaren voor de Geallieerden of een nieuwe regering na de oorlog. Seyß-Inquart hielp ook in de zogenaamde 'hongerwinter' van 1945 bij het verdelen van voedsel, en stond geallieerde vliegtuigen toe Zweeds witbrood te droppen voor de hongerige bevolking van bezet Noord-Nederland. Hij bleef Reichskommissar tot 8 mei 1945, toen hij, na een ontmoeting met Karl Dönitz om zijn blokkering van de verschroeide-aarde orders te bevestigen, in Hamburg gevangen werd genomen.
Proces van Neurenberg
Tijdens de processen van Neurenberg werd Seyß-Inquart beschuldigd van samenzwering om misdaden tegen de vrede te begaan; het plannen, beginnen en voeren van aanvalsoorlogen; oorlogsmisdaden; en misdaden tegen de menselijkheid.
Zijn verdediger was Gustav Steinbauer. Seyß-Inquart werd desondanks schuldig bevonden aan alle aanklachten behalve samenzwering. Toen hij hoorde van zijn doodvonnis, maakte Seyss-Inquart duidelijk dat hij de verantwoordelijkheid op zich nam voor de excessen tijdens de oorlog: "Dood door ophanging... wel, gezien de hele situatie, had ik nooit iets anders verwacht. Het is goed zo". Hij werd opgehangen op 16 oktober 1946, op 54-jarige leeftijd, samen met negen andere Neurenbergse beklaagden. Zijn laatste woorden waren "Ik hoop dat deze executie de laatste daad is van de tragedie van de Tweede Wereldoorlog en dat de les die uit deze wereldoorlog zal worden getrokken zal zijn dat er vrede en begrip tussen de volkeren moet bestaan. Ik geloof in Duitsland".
Seyß-Inquart bij de Neurenberg processen.