Das Rheingold | een opera van Richard Wagner
Das Rheingold (Het Rijngoud) is een opera van Richard Wagner. Het is de eerste van de vier opera's die samen het verhaal Der Ring des Nibelungen vertellen.
Das Rheingold is een opera in één akte, verdeeld in vier scènes. Het is een zeer lange akte, die 2 ½ uur duurt, maar normaal gesproken wordt hij zonder pauze gespeeld, omdat de muziek doorlopend is, zelfs tussen de scènes.
De personages in de opera zijn Goden, Reuzen, Nibelungs en de Rijndochters. De Nibelungs zijn een ras van dwergen. Ze zijn sluw en kwaadaardig en leven onder het aardoppervlak.
De Rijndochters en Alberich
Het verhaal van de opera
Scène 1
De eerste scène speelt zich af in de Rijn waar de drie Rijndochters: Woglinde, Wellgunde en Flosshilde, het kostbare Rijngoud bewaken. Alberich, een kwaadaardige Nibelung-dwerg, arriveert en probeert de Rijndochters te vangen. Uit hun woorden maakt Alberich op dat het goud dat zij bewaken degene die het bezit de macht geeft om over de wereld te heersen. Alberich wil het goud hebben, maar de Rijndochters zeggen dat wie het wil hebben de liefde moet afzweren (opgeven). Zij denken dat Alberich dat niet zal doen omdat hij erg dol is op meisjes, maar Alberich doet toch afstand van de liefde en zo krijgt hij het goud.
Scène 2
De tweede scène speelt zich af in Walhalla, waar de goden wonen. Wotan, de oppergod, is daar met zijn vrouw Fricka. Twee reuzen hebben een enorme burcht voor de goden gebouwd. Wotan heeft hen beloofd dat hij hen voor hun werk zal betalen door hen Freia, de godin van de jeugd en de schoonheid, te schenken. Fricka is bezorgd over de belofte die Wotan heeft gedaan, maar Wotan vertelt zijn vrouw dat hij zijn belofte niet zal houden. Hij denkt dat hij een manier kan vinden om de reuzen te misleiden. Freia komt binnen. Ze is bang omdat de reuzen voor haar komen.
De reuzen Fasolt en Fafner komen binnen. Zij willen Freia hebben als betaling voor het bouwen van het kasteel. Het probleem voor de goden is dat Freia een tuin heeft waarin ze gouden appels kweekt. Als de goden deze gouden appels niet meer hebben, zullen ze oud worden en sterven. Wotan weet niet wat hij moet doen.
Loge, de god van het vuur, komt binnen. Wotan is boos op Loge omdat hij niet iets anders heeft gevonden om de reuzen mee te betalen. Loge zegt dat hij de hele wereld heeft afgezocht. Hij vertelt iedereen dat het goud van de Rijn magische kracht heeft, en hoe Alberich de liefde heeft afgezworen om het van de Rijndochters te kunnen stelen. Hij vertelt hen dat van het goud een ring kan worden gemaakt, en dat degene die de ring heeft de macht over de hele wereld zal hebben. De reuzen horen wat Loge zegt en besluiten dat zij het goud willen in plaats van Freia. Ze gijzelen Freia en zeggen dat ze later terugkomen om het goud op te halen. Als ze het niet krijgen, zullen ze Freia voor altijd houden.
Wotan vraagt Loge hoe ze aan het goud komen. Loge zegt dat ze het van Alberich moeten stelen. Alberich heeft het immers gestolen van de Rijndochters, dus het is niet van hem. Wotan en Loge gaan naar beneden, naar de Nibelungs.
Scène 3
Onder de grond dwingt Alberich de Nibelungs om voor hem te werken. Ze hameren op het aambeeld. Mime, de broer van Alberich, heeft een deel van het goud gebruikt om een helm te maken. Deze helm wordt de Tarn-helm genoemd. Iedereen die hem draagt kan van vorm veranderen of onzichtbaar worden. Alberich behandelt zijn broer zeer wreed.
Wotan en Loge vertellen Alberich dat ze hebben gehoord hoe slim hij is. Ze vragen hem te laten zien wat hij met de Tarn-helm kan doen. Alberich zet de helm op en verandert zichzelf in een enorme draak. Wotan en Loge doen alsof ze onder de indruk zijn. Ze vragen hem of hij zichzelf in iets kleins kan veranderen. Alberich pronkt weer en verandert zichzelf in een kikker. Wotan zet onmiddellijk zijn voet op hem en vangt hem. Wotan en Loge nemen al het goud en gaan terug naar Walhalla.
Scène 4
Wotan en Loge plagen Alberich. Alberich vraagt hen wat ze willen zodat hij vrij kan zijn. Wotan eist het goud. De Nibelungs stapelen het goud op. Alberich is niet al te bezorgd, want hij heeft nog steeds de ring die hem magische kracht geeft. Hij denkt deze kracht later te kunnen gebruiken om het goud terug te krijgen. Wotan ziet de ring aan Alberichs vinger. Hij zegt hem de ring te geven. Alberich is doodsbang, maar Wotan rukt hem van zijn vinger. Voordat Alberich gaat vervloekt hij de ring. Wie de ring heeft gehad zal sterven. Dit is heel belangrijk voor het hele verhaal van de vier opera's.
De twee reuzen verschijnen met Freia. De goden zijn erg zwak geworden, maar zodra Freia terugkeert worden ze weer sterker. Wotan vertelt de reuzen dat ze hun goud mogen hebben. De reuzen zeggen dat ze het goud voor Freia moeten opstapelen tot ze haar niet meer kunnen zien. Ze doen dit, maar de reuzen zeggen dat er nog steeds een klein gaatje is waardoor ze Freia's oog kunnen zien. Ze zien de ring aan Wotans vinger en zeggen dat hij die in het gaatje moet doen. Wotan zegt dat ze alles mogen hebben wat ze willen, maar niet de ring.
Erda verschijnt. Erda is de aardgodin. Zij is zeer wijs. Zij herinnert Wotan eraan dat er een vloek rust op de ring en dat hij de ring snel aan de reuzen moet geven. Wotan heeft geen keus. Hij stopt de ring in het gat. Nu zijn de reuzen blij.
Onmiddellijk beginnen de reuzen echter ruzie met elkaar te maken en Fafner doodt Fasolt. De vloek op de ring werkt. Loge vertelt Wotan dat hij er verstandig aan heeft gedaan de ring op te geven. Fricka is echter nog steeds bezorgd omdat Wotan de ring wel had.
Donner, de god van de donder, komt binnen en zwaait met zijn hamer. Er is een bliksemflits en een donderslag. De wolken verdwijnen, een regenboog maakt een brug naar Walhalla en de goden betreden Walhalla. Men hoort de Rijndochters tot Wotan roepen om het goud terug te geven, maar Wotan trekt zich er niets van aan. De goden zijn nu op het hoogtepunt van hun glorie. Aan het eind van de vierde opera zullen we zien dat de vloek hen zal inhalen en dat ook zij zullen sterven.
Fafner doodt Fasolt
De muziek
De muziek van Das Rheingold is prachtig geschreven voor elke persoon en elke situatie. De beroemde opening begint met een laag akkoord van Es dat de bodem van de Rijn beschrijft. Eerst worden de noten van de akkoorden aangehouden, dan geleidelijk een rimpeling van gebroken akkoorden en arpeggio's die de rimpelingen van het water suggereren. De harpen maken een geluid als de golven. De harmonie bestaat slechts uit hetzelfde Es-akkoord voor de eerste 136 maten totdat de Rijnmaagden beginnen te zingen.
Elk personage in de opera heeft zijn eigen muzikale leidmotief dat kan veranderen en combineren om hun wisselende stemmingen en situaties weer te geven. Er zijn grote, zware akkoorden voor de reuzen, griezelige chromatische kronkelmuziek voor Loge, de god van het vuur, die geacht wordt zeer sluw te zijn, waardige muziek voor de aardgodin Erda, enz. Er is een speciaal leidmotief voor de vloek, dat in alle vier de opera's op verschillende momenten te horen is.
Wagner noemde "Das Rheingold" eigenlijk een "proloog" voor de andere drie opera's, die hij zag als de hoofdopera's van de cyclus.
De andere opera's
- De tweede opera in de cyclus is Die Walküre.
- De derde opera in de cyclus is Siegfried.
- De vierde opera in de cyclus is Götterdämmerung.
- De hele cyclus heet Der Ring des Nibelungen.
Controle door de autoriteit | |
Algemeen |
|
Nationale bibliotheken |
|
Andere |
|
Vragen en antwoorden
V: Wat is Das Rheingold?
A: Das Rheingold is een opera van Richard Wagner. Het is de eerste van vier opera's die samen een verhaal vertellen dat Der Ring des Nibelungen heet.
V: Hoe lang duurt de akte?
A: De akte duurt 2 ½ uur, maar wordt normaal gesproken zonder pauze gespeeld omdat de muziek doorlopend is, ook tussen de scènes.
V: Wie zijn de personages in de opera?
A: De personages in de opera zijn goden, reuzen, Nibelungs en Rijndochters.
V: Wie zijn de Nibelungs?
A: De Nibelungs zijn een dwergenras. Zij zijn sluw en kwaadaardig en leven onder het aardoppervlak.
V: Is er een pauze tijdens Das Rheingold?
A: Nee, er is geen pauze tijdens Das Rheingold omdat het normaal gesproken zonder pauze wordt gespeeld vanwege de doorlopende muziek tussen de scènes.
V: Waar wonen de Nibelungs?
A: De Nibelungs leven onder het aardoppervlak.
V: Wat voor wezens zijn het?
A: Het is een ras van sluwe en kwaadaardige dwergen.