Mesozoïsche scheepsrevolutie

De Mesozoïsche mariene revolutie was de grote toename van roofdieren op de zeebodem die schelpdieren aten. De term werd gebruikt door Vermeij, een paleontoloog die jarenlang onderzoek deed naar veranderingen in ongewervelde dieren op de zeebodem.

Er was een opmerkelijke verandering in het leven op de zeebodem tussen de Palaeozoïsche fauna en de moderne fauna. Deze verandering vond plaats tijdens het Mesozoïcum. In het Mesozoïcum ontwikkelden roofdieren op de zeebodem verschillende nieuwe vormen die zich voedden met de overvloedige schelpdieren (brachiopoden en tweekleppigen). Deze roofdieren zijn vandaag de dag nog steeds in overvloed aanwezig: het zijn vooral de zeesterren, de buikpotigen en de krabben.

Elk roofdier heeft zijn eigen methoden. Krabben breken de schelpen met geweld. Verschillende soorten buikpotigen ontwikkelden het vermogen om in schelpen te komen. De Muricidae boren zich door de schelpen heen en eten hun prooi op. Sommige buikpotigen maken gaten in de schelp en stoppen er een verlammende of ontspannende stof in, andere werken aan kleine scheurtjes in de rand van de schelp. Als ze hun slurf binnenkrijgen, eten ze de schelpdieren op. Verrassend genoeg kunnen sommige sponzen zich ook in schelpen boren. Tijdens het Mesozoïcum waren er ook een aantal gewervelde schelpdierroofdieren: de placodonts, en sommige ichthyosaurussen en mosasaurussen hadden platte schelpentanden.

Zeesterren

Zeesterren zijn de meest voorkomende roofdieren. De schelpen van brachiopoden en tweekleppigen worden bijeengehouden door sterke spieren. Wat de zeester doet is ze aan weerszijden vastklemmen met zijn kokerpootjes, en een gelijkmatige trekkracht uitoefenen. De zeester kan met zijn spieren en hydraulisch systeem veel langer trekken dan elke tweekleppige spier kan verdragen. Blijkbaar zijn tien minuten meestal genoeg om de schelp een beetje te openen. Dan glipt de zeester zijn maag in de schelp. De maag kan door een gleuf van 0,1 mm smal komen. De zeester lost dan het weekdier op waar het leeft en neemt de voedingsstoffen op. Dit verteringsproces duurt veel langer dan het openen van de schelp, misschien een paar dagen.

Sommige soorten slikken de schelp in zijn geheel door, lossen de inhoud op in hun maag en duwen de schelp er dan uit. p45

Gevolgen

Het vermogen van zeesterren om brachipods en tweekleppigen te eten heeft zich vooral in het Jura en het Krijt ontwikkeld. De Mesozoïsche zee-revolutie heeft de fauna op de zeebodem getransformeerd. Zwak verdedigde en statische schelpdieren verdwenen, en zwaarder gepantserde of meer mobiele schelpdieren bloeiden op.

Er was een groot voortplantingsvoordeel voor elke prooi die zelfs maar de geringste verdediging had tegen deze roofdieren. Veel schelpdieren ontwikkelden extra sterke schelpen. Sommige groeven in het zand. Sint-Jakobsschelpen moeten enige elementaire beweging hebben gehad, die zich snel ontwikkelde onder selectie. Ze werden zeer algemeen in het Mesozoïcum. Er zijn enkele andere methoden die door een paar sint-jakobsschelpen worden gebruikt. Chlamys hastata dragen vaak sponzen op hun schelp. Het is een soort van mutualisme. De spons maakt het moeilijk voor zeesterren om hun kokerpootjes aan te trekken, en camoufleert Chlamys hastata van roofdieren.

Wanneer sint-jakobsschelpen zich van het zand verwijderen, staan ze open voor nieuwe roofdieren, zoals roggen, die net boven de oceaanbodem patrouilleren. Ze kunnen ook worden opgepikt door zeevogels die schelpen openen door ze op rotsen te laten vallen. Het grootste voordeel ligt blijkbaar in het wegkomen van de zeesterren, die zeer talrijk zijn in de habitats van het kust- en continentaal plat.

Vragen en antwoorden

V: Wat is de Mesozoïsche mariene revolutie?


A: De Mesozoïsche zeerevolutie was een belangrijke verandering in het leven op de zeebodem tijdens het Mesozoïcum, gekenmerkt door de evolutie van zeebodemroofdieren die schelpdieren aten.

V: Wie heeft de term Mesozoïsche zeerevolutie bedacht?


A: Vermeij, een paleontoloog, bedacht de term Mesozoïsche zeerevolutie nadat hij jarenlang veranderingen in ongewervelde zeedieren had bestudeerd.

V: Welke diergroepen ontwikkelden zich tijdens het Mesozoïcum tot roofdieren op de zeebodem?


A: Zeesterren, buikpotigen en krabben ontwikkelden zich tijdens het Mesozoïcum tot roofdieren op de zeebodem.

V: Wat waren de voornaamste soorten schelpdieren die door deze roofdieren gegeten werden?


A: De bodemroofdieren voedden zich met brachiopoden en tweekleppigen, die in het Mesozoïcum overvloedig voorkwamen.

V: Hoe breken krabben schelpen open om de schelpdieren binnenin op te eten?


A: Krabben breken schelpen door kracht te gebruiken.

V: Welke methoden gebruiken verschillende soorten buikpotigen om schelpdieren te eten?


A: Verschillende soorten buikpotigen hebben methoden aangepast om in schelpen te komen, waaronder het boren door schelpen, het maken van gaten in de schelp en het inbrengen van een verlammende of ontspannende stof, en het werken op kleine scheurtjes in de rand van de schelp.

V: Waren er in het Mesozoïcum gewervelde roofdieren op schelpdieren?


A: Ja, tijdens het Mesozoïcum leefden er enkele gewervelde roofdieren van schelpdieren, waaronder placodonten, ichthyosauriërs en mosasauriërs die platte schelpenbrekende tanden hadden.

AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3