Polysacharide
Polysacchariden zijn relatief complexere koolhydraten.
Het zijn polymeren die bestaan uit vele monosachariden. Het zijn zeer grote, vaak vertakte, moleculen. Zij hebben de neiging amorf te zijn, zijn onoplosbaar in water en hebben geen zoete smaak.
Wanneer alle samenstellende monosachariden van hetzelfde type zijn, spreekt men van homopolysachariden; wanneer meer dan één type monosacharide aanwezig is, spreekt men van heteropolysachariden.
Voorbeelden zijn opslagpolysachariden zoals zetmeel en glycogeen en structurele polysachariden zoals cellulose en chitine.
Zetmeel
Zetmeel is onoplosbaar in water. Ze kunnen worden verteerd door hydrolyse, gekatalyseerd door enzymen die amylasen worden genoemd. Mensen en andere dieren hebben amylasen, zodat ze zetmeel kunnen verteren. Aardappelen, rijst, tarwe en maïs zijn de belangrijkste zetmeelbronnen in de menselijke voeding.
Cellulose
De structurele bestanddelen van planten worden hoofdzakelijk gevormd uit cellulose. Hout bestaat grotendeels uit cellulose en lignine, terwijl papier en katoen bijna uitsluitend uit cellulose bestaan. Cellulose is een polymeer van herhaalde glucose-eenheden. Mensen en veel andere dieren kunnen cellulose niet verteren. Sommige dieren kunnen cellulose wel verteren, omdat in hun darmen bacteriën aanwezig zijn die over het enzym beschikken. Het klassieke voorbeeld is de termiet.