Marcel Dupré
Marcel Dupré (geboren Rouen, Normandië, 3 mei 1886; overleden Meudon, bij Parijs, 30 mei 1971), was een Frans organist, componist en leraar. Hij werd wereldwijd bekend om zijn orgelspel en componeerde veel muziek voor dat instrument.
Marcel Dupré
Biografie
Marcel Dupré werd geboren in Rouen (Normandië, Frankrijk). Zijn familie was muzikaal. Zijn vader Albert Dupré was organist van de gotische abdij St Ouen in Rouen. De jonge Marcel was een wonderkind. Hij ging in 1904 naar het Parijse Conservatorium, waar hij piano en orgel studeerde. Zijn orgelleraren waren de beroemdste organisten van Frankrijk: Alexandre Guilmant en Louis Vierne, en ook Charles-Marie Widor die hem leerde componeren. In 1914 won Dupré de Grand Prix de Rome voor zijn cantate Psyché. Twaalf jaar later werd hij hoogleraar orgel aan het Parijse Conservatorium, een functie die hij tot 1954 zou blijven uitoefenen.
Dupré werd beroemd omdat hij meer dan 2000 orgelconcerten gaf in Europa, de Verenigde Staten, Canada en Australië. In 1920 gaf hij in het Parijse Conservatorium een reeks concerten waarin hij alle orgelwerken van Johann Sebastian Bach uit het hoofd speelde.
Hij werd al snel wereldberoemd. In 1934 nam Widor ontslag als organist van de St. Sulpice in Parijs, en Dupré nam de functie over, die hij de rest van zijn leven behield.
Van 1947 tot 1954 was hij directeur van het Amerikaanse Conservatorium, dat zich in het Château de Fontainebleau bij Parijs bevond. In 1954 nam Dupré de plaats in van Claude Delvincourt (die was omgekomen bij een auto-ongeluk) als directeur van het Parijse Conservatorium, waar hij bleef tot 1956. Hij stierf op 85-jarige leeftijd.
Zijn spel
Wanneer Dupré orgelconcerten gaf, speelde hij vaak zijn eigen composities en die van andere componisten, met name Bach. Net als Widor en Vierne componeerde hij lange werken in meerdere delen die hij "symfonieën" noemde. Als hij in kerkdiensten speelde, begon hij met gecomponeerde muziek die paste bij de tijd van het jaar. Daarna improviseerde hij en speelde ingewikkelde fuga's, triosonates en koraalimprovisaties. Hij was zo goed in improviseren dat veel mensen dachten dat hij de muziek van tevoren had gecomponeerd.
Bij concerten kreeg hij vaak een melodie te horen, en dan verzon hij meteen een groot werk van die melodie. In 1906, toen hij nog student was, speelde hij voor een bruiloft en twee diensten toen de beroemde Widor afwezig zou zijn. Dupré vroeg Widor welke muziek hij moest spelen. Widor zei hem iets te improviseren. Dupré wachtte tot Widor de kerk uit was voordat hij begon te oefenen, maar Widor kroop weer naar binnen en luisterde naar hem. Hij besefte dat Dupré het heel goed zou redden.
Zijn leer
Dupré was beroemd als orgelleraar. Hij gaf les aan twee generaties bekende organisten, waaronder Jehan Alain, Marie-Claire Alain, Pierre Cochereau, Jeanne Demessieux, Jean Guillou, Jean Langlais en Olivier Messiaen.
Zijn composities
Dupré componeerde veel orgelmuziek. Als jongen leerde hij Aristide Cavaillé-Coll kennen, de beroemdste orgelbouwer van Frankrijk. Cavaillé-Coll had het orgel gebouwd waarop Dupré's vader speelde, zodat hij gewend was aan de klank van moderne Franse orgels. De meeste orgelmuziek van Dupré is zeer moeilijk te spelen. Hiertoe behoren de Drie Preludes en Fuga's, Op. 7 (1914). Zelfs Widor vond de Prelude van het derde stuk eenvoudigweg onmogelijk uit te voeren. Dupré kon het echter wel spelen, en vele organisten na hem leerden het ook spelen. Andere opmerkelijke werken van Dupré zijn de Symphonie-Passion, de Esquisses en Évocation, en de Cortège et Litanie.
Behalve veel muziek componeerde Dupré ook studie-uitgaven van de orgelwerken van Bach, Händel, Mozart, Liszt, Mendelssohn, Schumann, César Franck en Alexander Glazunov. Hij schreef ook muziek voor mensen die orgel leerden spelen, en boeken over hoe te improviseren op het orgel.