Duitse aanval op Nederland in 1940 | Duitse inval in Frankrijk en de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog

De Slag om Nederland maakte deel uit van de Duitse invasie van Frankrijk en de Lage Landen (België, Luxemburg en Nederland) tijdens de Tweede Wereldoorlog. De slag duurde van 10 mei 1940 totdat de belangrijkste Nederlandse troepen zich op de 14e overgaven. Nederlandse troepen in de provincie Zeeland bleven vechten tot 17 mei, toen Duitsland het hele land bezette.

De Slag om Nederland was een van de eerste grote toepassingen van parachutisten om bij belangrijke doelen te landen voordat grondtroepen het gebied bereikten. De Duitse Luftwaffe gebruikte parachutisten om verschillende belangrijke vliegvelden in Nederland te veroveren.

De strijd eindigde kort na het verschrikkelijke bombardement op Rotterdam door de Duitse Luftwaffe. De Duitsers dreigden andere grote Nederlandse steden te bombarderen als de Nederlandse troepen weigerden zich over te geven. De Nederlanders gaven zich over om te voorkomen dat andere steden zouden worden vernietigd. Nederland werd door Duitsland bezet tot 1945, toen Nederlands grondgebied werd bevrijd.



 

Achtergrond

Groot-Brittannië en Frankrijk verklaarden Duitsland de oorlog in 1939, nadat Duitsland Polen was binnengevallen. In de winter van 1939-1940 vonden er in West-Europa geen grote landaanvallen plaats. In deze periode bouwden de Britten en Fransen hun troepen op om zich voor te bereiden op een lange oorlog, en de Duitsers bezetten Polen.

Op 9 oktober gaf Adolf Hitler opdracht tot plannen voor een invasie van de Lage Landen. Hij wilde ze gebruiken als uitvalsbasis om Groot-Brittannië aan te vallen. Ook wilde hij een aanval van de geallieerden voorkomen, die het Ruhrgebied zou kunnen bedreigen.

De Nederlanders waren niet klaar om een invasie tegen te houden. Toen Hitler aan de macht kwam, begonnen de Nederlanders zich te herbewapenen, maar langzamer dan Frankrijk of België. Pas in 1936 begon de Nederlandse regering haar defensiebudget te verhogen.

De Nederlandse regeringen zagen Duitsland niet als een militaire bedreiging. Deels was dat omdat ze geen problemen wilden veroorzaken met een belangrijke handelspartner. De Nederlanders hadden geen kritiek op het beleid van de nazi's. De Nederlanders maakten strikte begrotingsbeperkingen om de Grote Depressie te bestrijden, die de Nederlandse samenleving hard trof.

Hendrikus Colijn, de Nederlandse premier tussen 1933 en 1939, dacht niet dat Duitsland tegen de Nederlandse neutraliteit zou ingaan en Nederland zou binnenvallen. Hoge officieren probeerden niet aan te zetten tot verbetering van de militaire verdediging.

Eind jaren dertig nam de internationale druk toe. Landen raakten bezorgd door de Duitse bezetting van het Rijnland in 1936; de Anschluss en de Sudetencrisis van 1938; de Duitse bezetting van Bohemen en Moravië in 1939; en de Italiaanse invasie van Albanië in het voorjaar van 1939.

Deze gebeurtenissen maakten de Nederlandse regering voorzichtiger, maar ze beperkten hun reactie zoveel mogelijk. Hun belangrijkste reactie was het gereedmaken van 100.000 man voor de strijd in april 1939.

Na de Duitse inval in Polen in september 1939 en het begin van de Tweede Wereldoorlog hoopte Nederland neutraal te blijven. Nederland was 25 jaar eerder neutraal geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Het Nederlandse leger was op 24 augustus klaar en opgesteld in loopgraven. Er werden grote bedragen (bijna 900 miljoen gulden) uitgegeven aan defensie. Het was erg moeilijk om in oorlogstijd aan nieuwe wapens te komen. De Nederlanders hadden wat materieel bij Duitsland besteld, waardoor de leveringen vertraging opliepen.

Veel van het defensiegeld werd gebruikt voor Nederlands-Indië (nu Indonesië). Veel van het geld werd besteed aan een plan om drie slagkruisers te bouwen.

Door de ligging van de Lage Landen tussen Frankrijk en Duitsland was het gebied voor beide partijen een goede route om de ander aan te vallen. In een radiospeech van 20 januari 1940 probeerde Winston Churchill de Nederlanders over te halen zich bij de Britten aan te sluiten. Zowel de Belgen als de Nederlanders weigerden, hoewel België op de hoogte was van de Duitse aanvalsplannen.

De geallieerden planden een aanval op Duitsland in de zomer van 1941. De Fransen overwogen om tegen de neutraliteit van de Lage Landen in te gaan en ze aan te vallen als ze zich voor die tijd niet bij de geallieerden hadden aangesloten. Als Duitsland Nederland zou aanvallen, zouden de geallieerden door België moeten. De geallieerden vreesden ook dat Nederland een Duits leger in België zou toelaten via het zuidelijke deel van hun land.

De Nederlandse regering heeft nooit besloten wat te doen. De meeste ministers wilden zich tegen een aanval verzetten. Een minderheid weigerde een Duitse bondgenoot te worden. De Nederlanders probeerden een vredesregeling tussen de geallieerden en Duitsland te organiseren.

Na de Duitse inval in Noorwegen en Denemarken, gevolgd door een waarschuwing van Japan dat er een Duitse aanval op Nederland zou komen, wisten de Nederlandse militairen dat ze zouden moeten vechten. Ze begonnen zich voor te bereiden op de oorlog. Nederlandse grenstroepen werden in staat van paraatheid gebracht.

Berichten over een Vijfde Colonne (vijandelijke agenten in een land) in Scandinavië deden vrezen dat ook Nederland Duitse agenten en verraders had. De Nederlanders bereidden zich voor op aanvallen op vliegvelden en havens.

Op 19 april riep Nederland de noodtoestand uit. De meeste burgers dachten echter dat hun land geen oorlog zou krijgen. De Nederlanders hoopten een oorlog met vreselijke aantallen doden te voorkomen. Op 10 april vroegen Groot-Brittannië en Frankrijk de Nederlanders opnieuw om aan de kant van de geallieerden aan de oorlog deel te nemen. Opnieuw weigerden de Nederlanders.

De Nederlandse troepen

Nederlands leger

In Nederland was een goede verdediging mogelijk. Het land hielp de verdediger, en er was een sterke industriële basis, waaronder een wapenindustrie. Het ontbrak de Wehrmacht aan uitrusting en training, maar het Nederlandse leger was erg zwak.

De Duitsers hadden beter materieel dan Nederland. Het moderne Duitse leger had tanks en duikbommenwerpers (zoals de Junkers Ju 87 Stuka). Het Nederlandse leger had slechts 39 pantserwagens en vijf tankettes, en een luchtmacht van tweedekkers.

Het Nederlandse leger had sinds de Eerste Wereldoorlog niet veel nieuw materieel gekregen. In de jaren twintig beperkte de Nederlandse regering haar defensiebudget vanwege een economische recessie die duurde van 1920 tot 1927. In dat decennium werd slechts 1,5 miljoen gulden per jaar uitgegeven aan materieel. Pas in februari 1936 werd een wetsvoorstel aangenomen tot instelling van een speciaal defensiefonds van 53,4 miljoen gulden.

Het gebrek aan getrainde troepen, een grote professionele organisatie of goede wapens maakte het moeilijk om de Nederlandse troepen groter te maken. Er was net genoeg artillerie voor de grotere eenheden. Lichte infanteriebataljons werden over het hele land verspreid om vijandelijke bewegingen te vertragen.

Ze hadden veel pillendozen, ongeveer tweeduizend in getal, maar de linies waren dun. Moderne grote forten zoals het Belgische fort Eben Emael bestonden niet. De enige moderne versterking was die van Kornwerderzand.

De totale Nederlandse troepenmacht bestond uit 48 regimenten infanterie en 22 infanteriebataljons voor de grensverdediging. Ter vergelijking: België had 22 volledige divisies en 30 divisies als kleinere eenheden werden meegerekend.

Na september 1939 probeerden de Nederlanders de situatie te verbeteren, maar met weinig resultaat. Duitsland stelde zijn wapenleveranties uit. Frankrijk wilde geen wapens verkopen aan een leger dat niet aan zijn kant zou staan. De Nederlanders konden geen wapens krijgen van de andere mogelijke bron, de Sovjet-Unie, omdat de Nederlanders hun communistische regering niet erkenden.

Andere landen hadden goede pantserstrijdkrachten. Het Nederlandse leger had twee groepen pantserwagens, elk met een dozijn voertuigen; een enkel peloton van vijf Carden-Loyd Mark VI tankettes was alle bepantsering die ze hadden.

De Nederlandse artillerie had 676 houwitsers en veldkanonnen: 310 Krupp 75 mm veldkanonnen; 52 105 mm Bofors houwitsers, de enige echt moderne stukken; 144 verouderde Krupp 125 mm kanonnen; 40 150 mm sFH13's; 72 Krupp 150 mm L/24 houwitsers en 28 Vickers 152 mm L/15 houwitsers.

Als antitankkanonnen waren 386 Böhler 47 mm L/39's beschikbaar, maar dat waren er niet genoeg. Er waren nog eens driehonderd oude 6 Veld (57 mm) en 8 Staal (84 mm) veldkanonnen. Slechts acht van de 120 moderne 105 mm stukken die bij Duitsland besteld waren, waren ten tijde van de invasie geleverd. De meeste artillerie werd door paarden getrokken.

De Nederlandse Infanterie gebruikte ongeveer 2.200 7,92 mm Schwarzlose M.08 machinegeweren, en achthonderd Vickers machinegeweren. Veel daarvan bevonden zich in de pillendozen; elk bataljon had een zware mitrailleurcompagnie van twaalf man.

De Nederlandse infanteriepelotons hadden een lichte mitrailleur, de M.20 Lewis mitrailleur waarvan er ongeveer achtduizend beschikbaar waren. Dit wapen liep vaak vast en was niet goed voor aanvallen. De meeste Nederlandse infanterie had het Nederlandse Mannlicher-geweer. Dit wapen was al meer dan 40 jaar in gebruik en verouderd, maar het Nederlandse leger had geen geld om het te vervangen.

Er waren slechts zes 80 mm mortieren per regiment. Dit maakte het voor de Nederlandse infanterie moeilijk om te vechten.

Hoewel Nederland het bedrijf van Philips had, een van Europa's grootste producenten van radioapparatuur, gebruikte het Nederlandse leger vooral telefoons. Alleen de artillerie had 225 radiotoestellen gekregen.

Risico van luchtaanval

Na de Duitse aanval op Denemarken en Noorwegen in april 1940, waarbij de Duitsers grote aantallen luchtlandingstroepen inzetten, maakten de Nederlanders zich zorgen over een soortgelijke aanval.

Om dit soort aanvallen te stoppen, werden vijf infanteriebataljons geplaatst bij de belangrijkste havens en vliegbases, zoals het Haagse vliegveld Ypenburg en het Rotterdamse vliegveld Waalhaven. Deze kregen AA-kanonnen, twee tankettes en twaalf van de 24 operationele pantserwagens. De Nederlanders plaatsten 32 hospitaalschepen in het hele land en vijftien treinen om de troepenverplaatsingen te vergemakkelijken.

Nederlandse luchtmacht

De Nederlandse luchtmacht beschikte over 155 vliegtuigen: 28 Fokker G.1 tweemotorige destroyers; 31 Fokker D.XXI en zeven Fokker D.XVII jachtvliegtuigen; tien tweemotorige Fokker T.V, vijftien Fokker C.X en 35 Fokker C.V lichte bommenwerpers, twaalf Douglas DB-8 duikbommenwerpers (gebruikt als jachtvliegtuigen) en zeventien Koolhoven FK-51 verkenningsvliegtuigen. 74 van de 155 toestellen waren tweedekkers. Van deze toestellen werkten er 125.

De luchtmachtschool gebruikte drie Fokker D.XXI, zes Fokker D.XVII, een enkele Fokker G.I, een enkele Fokker T-V en zeven Fokker C.V, samen met verschillende lesvliegtuigen. Nog eens veertig vliegtuigen vormden de marineluchtvaartdienst, samen met ongeveer een gelijk aantal reserve- en trainingsvliegtuigen.

Er was een Nederlandse militaire vliegtuigindustrie, bestaande uit Fokker en Koolhoven. Het Nederlandse leger kon zich echter geen nieuwe vliegtuigen veroorloven.

Opleiding en paraatheid

Het Nederlandse leger was slecht uitgerust. Het was ook slecht getraind. Er was weinig ervaring met het leiden van troepen groter dan het bataljonsniveau. Van 1932 tot 1936 hield het Nederlandse leger geen zomerveldoefeningen om geld te besparen. Ook ontbrak het de soldaten aan veel vaardigheden. Tot 1938 dienden zij die in dienst kwamen slechts 24 weken, net genoeg om een basisopleiding infanterie te krijgen. Datzelfde jaar werd de diensttijd verlengd tot elf maanden. Er was niet veel professioneel militair personeel. In 1940 waren er slechts 1206 beroepsofficieren.

De meeste beschikbare tijd werd besteed aan de opbouw van verdedigingswerken. In deze periode beperkten de tekorten aan munitie de schietoefeningen en waren de eenheden niet georganiseerd. In mei 1940 was het Nederlandse leger niet klaar voor de strijd. Het kon geen grote aanval uitvoeren of zich verplaatsen op het slagveld.

Duitse generaals en Hitler dachten dat het Nederlandse leger zwak was. Zij verwachtten dat Nederland in ongeveer drie tot vijf dagen veroverd kon worden.

Nederlandse defensieve strategie

Structurele elementen

In de 17e eeuw had de Nederlandse Republiek een verdedigingssysteem ontwikkeld dat de Hollandse Waterlinie werd genoemd. Deze kon alle grote steden in het westen beschermen door een deel van het platteland onder water te zetten. In het begin van de 19e eeuw werd deze linie verlegd naar het oosten, voorbij Utrecht. Later werden forten gebouwd.

Deze nieuwe stelling werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd. De linie kreeg in 1940 nieuwe pillendozen. De linie lag onder zeeniveau. Hierdoor kon het onder water worden gezet met een paar meter water. Dit was te ondiep voor boten, maar diep genoeg om de grond in modder te veranderen. Het gebied ten westen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd Vesting Holland genoemd (Nederlands: Vesting Holland; Duits: Festung Holland). De oostkant werd bedekt door het IJsselmeer en de zuidkant werd beschermd door drie rivieren. De verwachting was dat het lange tijd stand zou houden.

Sommige mensen dachten dat de verdedigingswerken het land drie maanden lang zouden beschermen zonder geallieerde hulp. Voor de oorlog was het de bedoeling om deze positie in te nemen en te hopen dat Duitsland alleen door de zuidelijke provincies zou trekken op weg naar België en Nederland onbeschadigd zou laten.

Deze houding maakte het in 1939 onmogelijk om met de geallieerden te onderhandelen over defensie. Voorstellen van Duitse diplomaten dat de Nederlandse regering een Duitse opmars in het land zou accepteren, werden afgewezen.

Vanaf september 1939 werd een meer oostelijk gelegen Hoofdverdedigingslinie (MDL) aangelegd. Deze tweede verdedigingsstelling werd gegraven op bevel van de commandant van het Veldleger, luitenant-generaal Jan Joseph Godfried baron van Voorst tot Voorst. Deze linie werd uitgebreid met een zuidelijk deel tussen de Maas en de Belgische grens. In het zuiden was het doel de Duitsers te vertragen zodat de Fransen konden oprukken.

Het vierde en tweede legerkorps werden aan de Grebbe-linie geplaatst; het derde legerkorps werd aan de Peel-Raam stelling geplaatst met de Lichte Divisie erachter om de zuidkant te dekken. Brigade A en B werden gepositioneerd tussen de Neder-Rijn en de Maas. Het Eerste Legerkorps was reserve in de Vesting Holland, waarvan de zuidkant werd beschermd door nog eens tien bataljons en de oostkant door zes bataljons. Al deze linies werden beschermd door pillendozen.

Positionering van de troepen

Voor deze hoofdverdedigingslinie lag de IJssel-Maaslinie. Deze had pillendozen en veertien "grensbataljons". Eind 1939 wilde generaal Van Voorst tot Voorst de rivieren gebruiken als verdediging. Hij stelde een slag voor bij de oversteekplaatsen bij Arnhem en Gennep om de Duitse divisies te dwingen veel van hun energie te gebruiken voordat ze de MDL hadden bereikt.

Dit werd door de Nederlandse regering en generaal Reijnders te riskant geacht. De regering wilde dat het leger weerstand zou bieden bij de Grebbe-linie en de Peel-Raam-stelling, om vervolgens terug te vallen naar de Vesting Holland. Reijnders kreeg geen volledig militair gezag in de verdedigingszones. Op 5 februari 1940 nam hij ontslag vanwege deze meningsverschillen met zijn superieuren. Hij werd vervangen door generaal Henry G. Winkelman, die besloot dat in het noorden de Grebbe-linie de plaats zou zijn waar de strijd zou worden uitgevochten, mede omdat daar de tegenaanval gemakkelijker zou zijn.

Tijdens de schijnoorlog zeiden de Nederlanders dat ze neutraal waren. In het geheim spraken de Nederlandse militairen met zowel België als Frankrijk om een gezamenlijke verdediging tegen een Duitse invasie te organiseren. Dit mislukte vanwege meningsverschillen over de te volgen strategie.

Coördinatie met België

België zei weliswaar dat het neutraal was, maar had afspraken gemaakt over samenwerking met geallieerde troepen. Dit maakte het voor de Nederlanders moeilijker om afspraken te maken met de Belgen. Hij was het niet eens met een plan van Van Voorst tot Voorst om de "Oranje Positie" te bezetten en zo een doorgaande lijn te vormen met de Belgische linies.

Toen Winkelman het commando overnam, stelde hij op 21 februari voor dat België een verbindingslinie met de Peel-Raamstelling zou opzetten langs het Belgische deel van de Zuid-Willemsvaart. De Belgen weigerden dit te doen tenzij de Nederlanders nieuwe troepen in Limburg zouden sturen. De Nederlanders hadden geen troepen beschikbaar. Herhaalde Belgische verzoeken om de Oranje Positie te verdedigen werden door Winkelman geweigerd.

Daarom besloten de Belgen in een invasie al hun troepen terug te trekken naar hun belangrijkste verdedigingslinie, het Albertkanaal. Hierdoor ontstond een gat van veertig kilometer breed. De Fransen werden gevraagd deze op te vullen. Nu was de Franse opperbevelhebber generaal Maurice Gamelin meer dan geïnteresseerd in het opnemen van de Nederlanders in zijn ononderbroken linie. Maar hij wilde zijn aanvoerlijnen niet zo ver oprekken, tenzij de Belgen en de Nederlanders de kant van de geallieerden zouden kiezen. Toen beide landen weigerden, zei Gamelin dat hij een positie bij Breda zou innemen.

Winkelman besloot op 30 maart de stelling Peel-Raam te verlaten na een Duitse aanval. Hij trok zijn Derde Legerkorps terug naar de Linge. In deze stelling Waal-Linge waren pillendozen gepland; het budget voor pillendozen werd verhoogd met honderd miljoen gulden.

Franse strategie

Naast het Nederlandse leger en het Duitse 18e leger zou nog een derde troepenmacht op Nederlands grondgebied opereren: het Franse 7e leger. Zowel de Fransen als de Duitsers zagen de mogelijkheid van een verrassingsaanval. Voor de Duitsers zou dit betekenen dat ze de lijn Antwerpen-Namen zouden omzeilen.

Er waren snelle troepen nodig om belangrijke locaties tegen de vijand te beschermen. Lang voordat de Duitsers dat deden, hadden de Fransen bedacht om luchtlandingstroepen in te zetten voor snelle aanvallen. Een marinedivisie en een infanteriedivisie zouden naar Zeeland gaan om de Westerschelde te blokkeren tegen een Duitse oversteek.

De Franse opperbevelhebber, generaal Maurice Gamelin, vreesde dat de Nederlanders zich zouden overgeven of Duitse bescherming zouden aanvaarden. Hij wees de voormalige Franse strategische reserve, het 7de Leger, opnieuw toe om voor Antwerpen op te rukken. De troepenmacht bestond uit het 16e Legerkorps, de 9e Gemotoriseerde en de 4e Infanteriedivisie; en het 1e Legerkorps, bestaande uit de 25e Gemotoriseerde Infanteriedivisie en de 21e Infanteriedivisie.

Dit leger werd later versterkt met de 1e Gemechaniseerde Lichte Divisie, een pantserdivisie van de Franse Cavalerie. Samen met de twee divisies in Zeeland zouden zeven Franse divisies worden ingezet.

Hoewel de Franse troepen meer gemotoriseerde eenheden zouden hebben dan de Duitsers, konden ze niet hopen dat ze hun plaatsen in de strijd eerder zouden bereiken dan de vijand. Hun enige kans om de Duitsers te verslaan was het gebruik van vervoer per spoor.

Zij zouden hun troepen bij Breda moeten opbouwen. Ze hadden de Nederlandse troepen in de Peel-Raam stelling nodig om de Duitsers een paar dagen langer op te houden, zodat de Franse troepen konden oprukken en loopgraven konden graven. Deze bestonden uit de verkenningseenheden van de gepantserde en gemotoriseerde divisies, met pantserwagens. Deze zouden in twee taakgroepen worden ondergebracht.

Duitse strategie en strijdkrachten

Tijdens de plannen voor Fall Gelb werd overwogen de Vesting Holland met rust te laten. Het eerste plan van 19 oktober 1939 stelde een volledige bezetting voor. In de versie van 29 oktober werd voorgesteld de invasie te beperken tot een lijn ten zuiden van Venlo. In de Holland-Weisung van 15 november werd besloten het hele zuiden te veroveren, maar in het noorden niet verder op te rukken dan de Grebbe-linie, en de Friese Eilanden te bezetten.

Hermann Göring wilde een volledige inname van Nederland omdat hij de Nederlandse vliegvelden nodig had om tegen Groot-Brittannië te gebruiken. Hij was bang dat de geallieerden Vesting Holland zouden versterken en de vliegvelden zouden gebruiken om Duitse steden en troepen te bombarderen. Een snelle nederlaag zou ook troepen vrijmaken voor andere sectoren.

Op 17 januari 1940 besloten zij heel Nederland te veroveren. Voor deze taak waren echter maar weinig eenheden beschikbaar. De belangrijkste inspanning van Fall Gelb zou worden geleverd in het centrum, tussen Namen en Sedan. De aanval op centraal België was slechts een truc; en de aanval op Vesting Holland eveneens.

Hoewel zowel het 6de als het 18de Leger aan de Nederlandse grens stonden, zou de eerste, grotere troepenmacht ten zuiden van Venlo naar België trekken. Hierdoor zou alleen het 18e leger onder generaal Georg von Küchler overblijven om de Nederlandse hoofdmacht aan te vallen.

Van alle Duitse legers in de strijd was dit het zwakste. Het bevatte slechts vier reguliere infanteriedivisies (de 207e, 227e, 254e en 256e infanteriedivisies), bijgestaan door drie reservedivisies (208e, 225e en 526e infanteriedivisies). Zes van deze divisies waren eenheden die in augustus 1939 waren ontstaan uit territoriale Landwehr-eenheden. Zij hadden weinig professionele officieren en weinig gevechtservaring.

Net als het Nederlandse leger hadden de meeste soldaten (88%) geen opleiding. De zevende divisie was de 526e Infanteriedivisie, die geen gevechtstraining had. De Duitse divisies hadden 17.807 man, vijftig procent groter dan hun Nederlandse tegenhangers. Ze hadden twee keer zoveel vuurkracht, maar toch hadden ze niet genoeg manschappen voor een succesvolle aanval.

Om meer manschappen toe te voegen, werd de enige Duitse cavaleriedivisie, de 1e Kavalleriedivisie opgedragen de zwak verdedigde provincies ten oosten van de IJssel te veroveren. Een landing in Nederland bij Enkhuizen moest worden geprobeerd, met behulp van aken. Omdat beide pogingen waarschijnlijk geen succes zouden hebben, werden de reguliere divisies versterkt door de SS-Verfügungsdivision (inclusief SS-Standarten Der Führer, Deutschland en Germania) en Leibstandarte Adolf Hitler. Deze zouden de Nederlandse versterkte posities aanvallen. Toch voegde dit slechts 113 divisie toe aan de vergelijking.

Om een overwinning te verzekeren gebruikten de Duitsers nieuwe methoden. De Duitsers hadden twee luchtlandingsdivisies opgeleid. De eerste, de 7. Flieger-Division, bestond uit parachutisten; de tweede, de 22e Luftlande-Infanteriedivision, uit luchtlandingstroepen. De luchtlandingstroepen zouden de vliegvelden rond Den Haag veroveren, en vervolgens die regering, samen met het Nederlandse opperbevel en koningin Wilhelmina.

Het plan, Fall Festung, was ontwikkeld door Hitler. Als de eerste aanval niet zou slagen, zouden de bruggen bij Rotterdam, Dordrecht en Moerdijk worden veroverd, zodat een gemechaniseerde troepenmacht kon oprukken. Deze troepenmacht zou de Duitse 9e Panzer Division worden. Zij waren de enige Duitse pantserdivisie met slechts twee tankbataljons. Het totale aantal tanks in de groep was 141. Het plan was dat zij door een gat in de Nederlandse linies zouden trekken, dat gecreëerd was door de 254ste en 256ste Infanteriedivisies. Daarna zouden ze zich bij hen voegen en zo het XXVI. Armeekorps. Tegelijkertijd zou een aanval worden gedaan op de Grebbe-linie in het oosten door de 207e en 227e Infanteriedivisies, verenigd tot X. Armeekorps, om het Nederlandse leger te bestrijden. Het plan was om de Nederlanders terug te dwingen naar het oostfront van de Vesting Holland of verder. Als de Nederlanders zich niet op de eerste dag zouden overgeven, zou het Achttiende Leger op de derde dag Vesting Holland vanuit het zuiden aanvallen.



 Het Peel-Raam standpunt  Zoom
Het Peel-Raam standpunt  

Panzer I tank, nu te zien in het Duitse Tankmuseum, Munster, Duitsland (2005)  Zoom
Panzer I tank, nu te zien in het Duitse Tankmuseum, Munster, Duitsland (2005)  

Belangrijke Nederlandse verdedigingslinies  Zoom
Belangrijke Nederlandse verdedigingslinies  

De Grebbe-lijn, een verdedigingslinie van de Hollandse Waterlinie, is weergegeven in donkerblauw  Zoom
De Grebbe-lijn, een verdedigingslinie van de Hollandse Waterlinie, is weergegeven in donkerblauw  

Nederlandse soldaten op wacht, november 1939  Zoom
Nederlandse soldaten op wacht, november 1939  

Nederlandse troepen sluiten de slagboom van de Nijmeegse Waalbrug tijdens de Albanië-crisis  Zoom
Nederlandse troepen sluiten de slagboom van de Nijmeegse Waalbrug tijdens de Albanië-crisis  

De Oster-affaire

Het Duitse volk en de Duitse troepen hadden een hekel aan het idee om tegen de Nederlandse neutraliteit in te gaan. De Duitsers zeiden dat de invasie bedoeld was om de geallieerden ervan te weerhouden de Lage Landen te bezetten. Sommige Duitse officieren hielden niet van de nazi-regering en waren ook niet blij met de invasie.

Een van hen was kolonel Hans Oster, een Duitse inlichtingenofficier. In maart 1939 begon hij informatie door te geven aan zijn vriend, een Nederlandse militair in Berlijn, majoor Gijsbertus J. Sas. Deze informatie omvatte ook de Duitse aanvalsdatum. Sas informeerde de geallieerden. Sas wist de datum van de aanval op Denemarken en Noorwegen niet. Hoewel hij zei dat een Duitse pantserdivisie zou proberen Nederland aan te vallen en dat er een plan was om de koningin gevangen te nemen, werd het Nederlandse verdedigingsplan niet gewijzigd.

Op 4 mei waarschuwde Sas dat er een aanval op komst was. Toen Oster in de avond van 9 mei zijn vriend belde dat de aanval spoedig zou plaatsvinden, werden de Nederlandse troepen in staat van paraatheid gebracht.

Oster was een leider van het Duitse verzet van 1938 tot 1943, en was een van degenen die werden opgehangen na het bommencomplot van 20 juli 1944 om Hitler te vermoorden.



 

De strijd

10 mei

In de ochtend van 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland, België, Frankrijk en Luxemburg aan.

In de nacht vloog de Luftwaffe het Nederlandse land binnen. Eén groep, Kampfgeschwader 4 (KG 4), viel de Nederlandse vliegvelden aan. Onder leiding van Oberst (kolonel) Martin Fiebig viel KG 4 het marinevliegveld bij De Kooy aan, waarbij 35 vliegtuigen werden vernietigd. Fiebig werd neergeschoten en bracht vijf dagen door als Nederlandse krijgsgevangene.

KG 4 viel ook Amsterdam-Schiphol aan, waar de Nederlanders een derde van hun middelzware bommenwerpers verloren, en de vliegvelden van Den Haag waar KG 4 de helft van de 21 verdedigende jagers vernietigde. KG 4 verloor op 10 mei 11 Heinkel He 111 bommenwerpers en drie Junkers Ju 88's; KG 30 en 54 nog eens negen bommenwerpers. Jagdgeschwader 26 (JG 26) en Zerstörergeschwader 26 (ZG 26) schoten 25 Nederlandse vliegtuigen neer voor een verlies van negen jagers, terwijl Albert Kesselring's Luftflotte 2 er 41 vernietigde.

Aan het eind van de dag hadden de Nederlanders nog maar 70 vliegtuigen over. Ze bleven vechten tegen de Luftwaffe en schoten tot 14 mei 13 Duitse gevechtsvliegtuigen neer.

Parachutisten landden in de buurt van de vliegvelden. Nederlandse luchtafweerbatterijen schoten talrijke Ju 52 transportvliegtuigen neer. Duitse Ju 52 verliezen in de strijd waren ongeveer 250 vliegtuigen.

De aanval op Den Haag was een mislukking. De parachutisten veroverden het belangrijkste vliegveld bij Ypenburg niet op tijd voor de luchtlanding van de infanterie in hun Junkers. Vijf Landsverks, bijgestaan door machinegeweren, vernietigden de achttien Junkers, waarbij veel troepen omkwamen.

Toen de landingsbaan werd geblokkeerd door wrakken, landden de resterende vliegtuigen in weilanden of op het strand, waardoor de troepen werden verspreid. Het kleine vliegveld Ockenburg werd door de Duitsers veroverd.

Het vliegveld van Valkenburg was bezet. De landingsbaan was echter nog in aanleg en het waterpeil was nog niet verlaagd: vliegtuigen die er landden zakten weg in de zachte grond.

Geen van de vliegvelden kon worden gebruikt om nieuwe troepen te landen. De parachutisten bezetten Ypenburg, maar kwamen niet in Den Haag. Ze werden tegengehouden door Nederlandse troepen. Vroeg in de middag werden ze beschoten door drie Nederlandse artilleriebatterijen. De Nederlandse artillerie verdreef de Duitse troepen van de andere twee vliegvelden.

De aanval op Rotterdam was veel succesvoller. Twaalf Heinkel He 59 watervliegtuigen landden in de stad. Ze veroverden de Willemsbrug, een brug over de Nieuwe Maas. Tegelijkertijd werd het militaire vliegveld Waalhaven aangevallen door luchtlandingstroepen.

Hier was een infanteriebataljon dicht bij het vliegveld. De parachutisten landden vlakbij hen. Er volgde een gevecht. De eerste groep Junkers leed geen verliezen en de transporten bleven landen. Uiteindelijk werden de Nederlandse verdedigers verslagen. De Duitsers bezetten IJsselmonde.

De torpedoboten Z5 en TM 51 van de Koninklijke Marine vielen de Willemsbrug aan. De torpedobootjager HNLMS Van Galen voer de Nieuwe Waterweg op om het vliegveld te bombarderen, maar het schip werd gebombardeerd. Een plan om de kanonneerboten HNLMS Flores en HNLMS Johan Maurits van Nassau te sturen werd tegengehouden.

Bij het Eiland van Dordrecht werd de Dordtse brug veroverd, maar de Nederlanders vochten door. De lange Moerdijkbruggen werden veroverd en aan de zuidkant versterkt.

Volgens een door Hitler goedgekeurd plan probeerden de Duitsers de IJssel- en Maasbruggen te veroveren. In de nacht van 10 mei naderden zij de bruggen. De meeste van deze pogingen mislukten en de bruggen werden opgeblazen. De uitzondering was de spoorbrug van Gennep.

Een pantsertrein reed eroverheen, gevolgd door een troepentrein, die een infanteriebataljon achter de verdedigingslinie uitlaadde.

Over het algemeen gedroegen Duitse soldaten zich beschaafd tegenover de Nederlandse bevolking en kochten voedsel in de winkels.

Na de mislukte aanvallen op de bruggen begonnen de Duitse divisies de rivieren IJssel en Maas over te steken. De eerste aanvallen werden vernietigd door vuur uit de pillendozen.

Op de meeste plaatsen vernietigden bombardementen de pillendozen en de infanteriedivisies staken de rivier over door pontonbruggen te bouwen. Bij Arnhem leidde Leibstandarte Der Fuehrer de aanval en rukte op naar de Grebbe-linie, gevolgd door 207. Infanteriedivision.

Voor de eerste nacht na de invasie was een terugtrekking gepland, in het donker. Vanwege de snelle Duitse opmars werd om 06:45 uur een snelle terugtocht bevolen. Het korps sloot zich aan bij "Brigade G", zes bataljons die de lijn Waal-Linge al bezet hielden.

De Lichte Divisie, gestationeerd in Vught, was de enige troepenmacht van het Nederlandse leger die zich kon verplaatsen. De terugtrekking was een dag eerder gedaan. Haar regimenten hadden 's avonds de rivier de Noord bereikt.

Ondertussen begonnen op de avond van de 10de, rond 22:00 uur, Franse troepen met Panhard 178 pantserwagens aan te komen bij de Nederlandse grens. Na hen rukte de Franse 1e Gemechaniseerde Lichte Divisie op. Pogingen om de Fransen met de Nederlandse troepen naar Noord-Brabant te laten optrekken, liepen op niets uit.

Toen een eerste aanval was gestopt, werd een aanval op de hoofdverdedigingslinie uitgesteld omdat de meeste artillerie niet was aangekomen. In de vroege avond viel men aan, hoewel er slechts één 105 mm batterij was.

Kolonel Schmidt gaf om 20:30 het bevel de stelling Peel-Raam te verlaten. Hij droeg zijn troepen op naar het westen te gaan bij een nieuwe linie aan de Zuid-Willemsvaart.

In het noorden had de 1. Kavalleriedivision aan het eind van de dag de lijn Meppel-Groningen bereikt. Ze werden opgehouden door Nederlandse teams die 236 bruggen opbliezen. De Nederlandse troepenmacht in dat gebied was zwak.

In het zuiden vertraagden de zes grensbataljons in de provincie Limburg de opmars van het Duitse Zesde Leger. Voor de middag had Maastricht zich overgegeven. De Duitsers veroverden de hoofdbrug niet intact. Dit vertraagde de oversteek door de 4e Panzer Division tot de volgende dag.

11 mei

Op 11 mei had de Nederlandse bevelhebber generaal Winkelman twee doelen voor ogen. Ten eerste wilde hij de Duitse luchtlandingstroepen uitschakelen. Hij dacht dat het Duitse bezit van de Moerdijkbruggen de verplaatsing van nieuwe geallieerde troepen zou tegenhouden.

Het tweede doel was om het Franse leger te helpen een sterke verdedigingslinie in Noord-Brabant te maken.

Er werd deze dag weinig bereikt. De aanval van de Light Division op de luchtlandingstroepen op IJsselmonde mislukte. De brug over de rivier de Noord werd verdedigd door de Duitse parachutisten, en het was onmogelijk deze over te steken. Verschillende pogingen om met boten de rivier over te steken waren niet zo succesvol.

Om 10:15 kreeg de Lichte Divisie de opdracht zich aan te sluiten bij de Nederlandse troepen op het Eiland van Dordrecht. Na het uitschakelen van de Duitse troepen op het Eiland van Dordrecht moest de divisie oprukken naar IJsselmonde over de Dordtse brug om Rotterdam te bereiken.

Eerder op de dag werden twee pogingen gedaan door Nederlandse bataljons om de westkant van de Duitse linie aan te vallen. Het eerste bataljon probeerde de brug bij Barendrecht in IJsselmonde aan te vallen. Het tweede bataljon probeerde meer land te veroveren.

Hoewel de overtochten succesvol waren, werd het eerste bataljon aangevallen door de Duitsers. Bij het tweede bataljon werden veel mannen gevangen genomen.

Vervolgens vielen een Franse troepenmacht en een ander Nederlands grensbataljon de zuidelijke Moerdijkbrug aan, maar de pantserwagens werden gebombardeerd door Duitse Stuka's en moesten zich terugtrekken.

In Rotterdam slaagden de Nederlanders er niet in de Duitse luchtlandingstroepen vanaf hun brug op de noordelijke Maasoever uit te schakelen. De twee overgebleven Nederlandse bommenwerpers slaagden er niet in de Willemsbrug te vernietigen. Geen van de pogingen om de groepen van 1600 parachutisten en luchtlandingstroepen te doden was succesvol.

In Noord-Brabant verslechterde de situatie. De Franse bevelhebbers van het 7de Leger hadden verwacht dat de Nederlandse gevechten hen vier dagen zouden geven om een verdedigingslinie bij Breda op te bouwen. De beste drie divisies waren echter naar het noorden verplaatst en de resterende troepen trokken zich terug.

De terugtrekking van de Peel Divisie van de Peel-Raam Positie naar de Zuid-Willemsvaart, een kanaal naar het westen, betekende het achterlaten van hun loopgraven en artillerie voor een totaal onvoorbereide linie. De oostelijke oever van het kanaal lag hoger dan de westelijke, waardoor de aanvallers uitstekende dekking hadden.

Een deel van het kanaal, bij Heeswijk, werd onverdedigd gelaten; omdat dit deel een brug bevatte die niet werd vernietigd, konden de Duitsers rond 13:00 uur het kanaal oversteken.

Een tweede oversteek bij Erp, leidde tot een ineenstorting van de linie. Tegen het einde van de 11de waren de Duitsers op de meeste plaatsen de Zuid-Willemsvaart overgestoken en was de Peel Divisie uit elkaar gevallen. De Fransen weigerden verder naar het noordoosten op te rukken dan Tilburg, afgezien van enkele pantserwagens die tot Berlicum gingen.

Winkelman vroeg de Britse regering een legerkorps te sturen om de geallieerde posities in het gebied aan te vullen en het vliegveld Waalhaven te bombarderen.

Gemotoriseerde elementen van SS Standarte "Der Fuehrer" hadden op de avond van de 10e het zuidelijkste deel van de Grebbe linie bereikt, voor de Grebbeberg. Deze sector van de hoofdverdedigingslinie werd beschermd door een linie van voorposten en twee groepen infanterie.

Om ongeveer half vier in de ochtend van de 11e begon de Duitse artillerie de voorposten te bombarderen. Bij het ochtendgloren vielen twee bataljons van Der Fuehrer aan. Aangezien de Duitse bombardementen de telefoonlijnen hadden doorgesneden, kon er geen artillerie worden aangevraagd door de Nederlandse verdedigers.

De vegetatie bood goede dekking voor de aanvallers. Tegen de middag sloegen de Duitsers een gat in het uiterste noorden. Tegen de avond waren alle voorposten in handen van de Duitsers.

De commandant van het 2e Legerkorps, majoor-generaal Jacob Harberts, besefte niet dat gemotoriseerde SS-troepen bij de aanval betrokken waren geweest. Hij dacht dat de voorposten zich hadden overgegeven aan een kleine Duitse troepenmacht. Hij gaf opdracht tot een nachtelijke aanval door het enige reservebataljon van de 4e Divisie.

Deze aanval werd opgegeven. Door zwaar Nederlands artillerievuur zagen de Duitsers echter af van hun plannen voor een nachtelijke aanval.

Ondertussen rukte in het noorden de 1. Kavalleriedivisie op door de provincie Friesland en bereikte 's avonds Sneek. De meeste Nederlandse troepen waren uit het noorden geëvacueerd.

12 mei

In de ochtend van 12 mei had generaal Winkelman nog hoop. Hij dacht dat in Noord-Brabant met hulp van de Fransen een verdedigingslinie kon worden opgezet. Ook verwachtte hij dat de Nederlanders de Duitse luchtlandingstroepen konden uitschakelen. Hij was zich niet bewust van enig gevaar voor de Grebbe-linie.

9. Panzerdivision stak de Maas over in de vroege ochtend van 11 mei. Zij kon niet snel oprukken over wegen vol infanterie. De pantserdivisie moest zich bij de luchtlandingstroepen voegen zodra de Peel-Raam stelling door de infanterietroepen was veroverd.

Omdat het Duitse 6de Leger zijn rechterkant bedreigde en er geen tijd was om een verdedigingslinie op te stellen, gaf Gamelin het 7de Leger opdracht om zijn linkerkant terug te trekken. De 2e Brigade Légère Mécanique trok zich terug naar het zuiden.

De 9e Panzer Division nam kolonel Schmidt gevangen. De Nederlandse troepen in de provincie verloren alle leiding. Kort na de middag kwamen de Duitse pantserwagens dertig kilometer verder naar het westen, waardoor de Vesting Holland werd afgesneden van de geallieerde hoofdmacht. Om 16:45 uur hadden ze de bruggen bereikt.

Om 13:35 beval Gamelin een terugtrekking naar Antwerpen van alle Franse troepen in Noord-Brabant.

De Lichte Divisie probeerde het Eiland van Dordrecht te heroveren door met vier bataljons op te rukken met weinig artilleriesteun. Aan de linkerkant, waar bijna geen vijanden waren, verliep de opmars goed. Het bataljon aan de rechterkant stuitte op een aanvallend Duits bataljon. In het straatgevecht blokkeerden de Duitse troepen het bataljon. De andere Nederlandse eenheden staakten daarop rond het middaguur hun opmars. Er werd die dag niet aangevallen.

In Rotterdam en rond Den Haag werd weinig gedaan tegen de parachutisten. De meeste Nederlandse commandanten vielen niet aan.

In het oosten vielen de Duitsers de Nederlandse verdedigers op de Grebbeberg aan. Na artilleriebeschietingen in de ochtend viel een bataljon van Der Fuehrer rond het middaguur de hoofdlinie aan, bezet door een Nederlandse compagnie.

De Duitsers kwamen door de dunne lijn heen. Een tweede Duits bataljon viel vervolgens aan in het noorden. De Nederlandse artillerie, hoewel even sterk als de Duitsers, vuurde niet op de vijandelijke infanterie.

Door een gebrek aan aantallen, training en zware wapens mislukten de aanvallen tegen de goed getrainde SS-troepen. Tegen de avond hadden de Duitsers het gebied onder controle. Toen hij een zwak punt zag, viel één van de SS-bataljonscommandanten, Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle, aan. De verdedigers verlieten grotendeels hun posities. De SS-compagnie werd omsingeld.

De eerdere Duitse opmars zorgde er later voor dat de hoofdlinie meer dan twee mijl naar het noorden werd verlaten, omdat de troepen daar een aanval van achteren vreesden.

De Nederlanders wisten dat de troepen aan de Grebbe-linie niet sterk genoeg zouden zijn om alle aanvallen zelf te stoppen. Men wilde een aanval lang genoeg uitstellen om nieuwe troepen te kunnen sturen. In de late avond werd besloten de volgende dag vanuit het noorden aan te vallen.

In het noorden had de stelling van Wons een lange omtrek van ongeveer negen kilometer, die ruimte bood aan terugtrekkende troepen. Op 12 mei waren er nog eenheden met een gezamenlijke sterkte van slechts twee bataljons aanwezig, zodat de linie zwak bezet was. De eerste Duitse eenheid die aankwam, brak door. Dit dwong de verdedigers zich terug te trekken naar de Afsluitdijk.

Generaal Winkelman gaf de artillerie bin de Hoekse Waard opdracht te proberen de Moerdijkbruggen te vernietigen en stuurde een ploeg naar Rotterdam om de Willemsbrug op te blazen. Ook gaf hij opdracht de oliereserves van Royal Dutch Shell bij Pernis in brand te steken.

De Nederlandse regering vroeg Winston Churchill om drie Britse divisies om de Duitsers te bestrijden. De nieuwe premier zei dat hij geen reserves had; wel werden drie Britse torpedoboten naar het IJsselmeer gestuurd. Ook was het 2e Welsh Guard bataljon bereid om te worden gestuurd, maar het was te laat.

De Duitse leiding was zeer tevreden over de gebeurtenissen van de dag. von Bock had om nog een legerkorps gevraagd. De Fransen trokken zich terug. von Bock besloot de Fransen zuidwaarts te volgen richting Antwerpen. Sommige troepen zouden met 254 naar het noorden oprukken. Infanteriedivision, het grootste deel van de 9. Panzerdivision, en SS Leibstandarte Adolf Hitler.

13 mei

In de vroege ochtend van 13 mei vertelde generaal Winkelman de Nederlandse regering dat er ernstige problemen waren. Te land waren de Nederlanders afgesneden van het geallieerde front en over zee waren geen grote geallieerde landingen gepland. Zonder steun was er geen hoop op succesvol verzet.

Duitse tanks zouden Rotterdam snel kunnen passeren; Winkelman had al opdracht gegeven alle antitankkanonnen rond Den Haag te plaatsen, ter bescherming van de regering. Een instorting van de Nederlandse verdediging kon echter nog worden voorkomen als de aanvallen het zuidfront bij Dordrecht konden afsluiten en de oostelijke linie bij de Grebbeberg konden herstellen. Daarom besloot het kabinet de strijd voort te zetten en de generaal de bevoegdheid te geven het leger over te geven als hij dat nodig achtte.

Koningin Wilhelmina werd in veiligheid gebracht; zij vertrok rond het middaguur uit Hoek van Holland, waar een bataljon Britse Irish Guards aanwezig was, op de HMS Hereward, een Britse destroyer, en ging naar Engeland.

De vorige avond was het enige kind van de koningin en prinses Juliana samen met haar man en hun kinderen vanuit IJmuiden op de HMS Codrington vertrokken naar Harwich.

Aangezien de koningin deel uitmaakte van de regering, moest het kabinet bij haar vertrek beslissen of ze haar zou volgen of zou blijven. Na veel overleg werd besloten ook te vertrekken: de ministers vertrokken om 19.20 uur uit Hoek van Holland op de HMS Windsor om in Londen een regering in ballingschap te vormen.

Drie Nederlandse koopvaardijschepen, geëscorteerd door Britse oorlogsschepen, brachten goud en diamanten van de regering over naar het Verenigd Koninkrijk.

Terwijl twee tankcompagnieën van de 9. Panzerdivision achterbleven om de Fransen te achtervolgen, begonnen de andere vier om 05:20 de Moerdijkbrug over te steken. Twee stafcompagnieën met tanks gingen ook naar de noordzijde. De Nederlanders probeerden de Duitse pantsers te blokkeren.

Om ongeveer 06:00 liet de laatste middelzware bommenwerper, een Fokker T. V, twee bommen op de brug vallen. De ene bom die de brug raakte ontplofte niet. De bommenwerper werd neergeschoten. De Nederlanders probeerden de brug te vernietigen met artillerievuur, maar de brug werd slechts licht beschadigd. Pogingen om het Eiland van Dordrecht onder water te zetten mislukten.

De Lichte Divisie probeerde op te rukken naar het westen. Twee van de vier bataljons konden de buitenwijken van Dordrecht echter niet heroveren. Toen de andere twee bataljons de hoofdweg naderden, werden ze opgewacht door enkele tientallen Duitse tanks.

De bataljons werden geraakt door een Stuka-bombardement en vluchtten naar het oosten. 47mm en 75mm batterijen stopten de aanval van de Duitse tanks. Het linker deel van de Lichte Divisie trok zich vervolgens terug naar de Alblasserwaard rond 13:00 uur.

Een tankcompagnie probeerde ook Dordrecht te veroveren, maar kreeg na zware straatgevechten het bevel zich terug te trekken. in Minstens twee Panzerkampfwagen II's werden vernietigd en drie tanks zwaar beschadigd. Alle Nederlandse troepen werden in de nacht van het eiland teruggetrokken.

Duitse pantsertroepen rukten noordwaarts op over de Dordtse brug naar het eiland IJsselmonde. Drie tanks, twee PzKpfw. II's en een Panzerkampfwagen III vielen aan via de Barendrechtse brug naar de Hoekse Waard. Ze werden allemaal vernietigd door een enkel 47 mm antitankkanon. Hoewel de Duitsers geen nieuwe aanval deden, werd dit gebied verlaten door de Nederlandse troepen.

In Rotterdam werd een laatste poging gedaan om de Willemsbrug op te blazen. Twee Nederlandse compagnieën vielen de brug aan. De brug werd bereikt en de vijftig Duitsers gaven zich bijna over. De aanval werd echter gestaakt door zwaar vuur van de overkant van de rivier.

In het noorden moest de commandant van 1. Kavalleriedivision, generaal-majoor Kurt Feldt, over de Afsluitdijk vanwege een gebrek aan schepen. De belangrijkste vestingwerken bevatten 47 mm antitankkanonnen. Er was geen dekking voor een aanvaller.

Op 13 mei werd de positie versterkt met een 20 mm anti-vliegtuigbatterij. Het was Feldt's bedoeling geweest om de stelling met mortieren te vernietigen, maar de trein die de stelling vervoerde was op 10 mei geblokkeerd door een opgeblazen spoorbrug bij Winschoten.

Verschillende luchtaanvallen op 13 mei hadden weinig effect. In de late namiddag probeerden vijf secties aan te vallen onder dekking van een artilleriebombardement, maar vluchtten al snel nadat ze beschoten waren.

In het oosten probeerden de Duitsers de Grebbe-linie aan te vallen met behulp van de andere divisie van X. AK, 227. Infanteriedivisie. De linie werd in dit gebied verdedigd door de Nederlandse 2e Infanteriedivisie. Twee Duitse regimenten zouden aanvallen. Het 366. Infanterieregiment werd getroffen door Nederlands artillerievuur en moest zich terugtrekken. Hierdoor mislukte de aanval van 227 Infanteriedivision.

Aan de zuidkant van de Grebbe-linie, de Grebbeberg, zetten de Duitsers nu drie SS-bataljons in. In de avond en nacht van 12 op 13 mei hadden de Nederlanders een dozijn Maar niet al deze eenheden konden worden samengevoegd om de hoofdlinie aan te vallen.

Deze Nederlandse aanval werd enkele uren vertraagd. Toen zij in de ochtend van 13 mei begon, stuitte zij op een aanval van twee bataljons van Der Fuehrer. Er volgde een gevecht waarbij de Nederlanders werden verslagen door de SS-troepen. Al snel resulteerde dit in een terugtrekking van de brigade. De Nederlanders verloren toen het gebied rond de Grebbeberg werd gebombardeerd door 27 Ju 87 Stuka's.

Ondertussen werd de 207. Infanteriedivision bij de Grebbeberg in de strijd. De eerste Duitse aanvallers werden met zware verliezen tegengehouden. Een tweede aanval slaagde erin voorbij de loopgravenlinie te komen, die vervolgens na zware gevechten werd veroverd.

De Duitsers waren van plan de Rhenen linie en het dorp Achterberg aan te vallen en in te nemen. De Nederlanders waren echter al verdwenen.

De Stuka-bombardementen maakten de reserves bij Rhenen bang. In de ochtend verlieten deze troepen het slagveld vanwege het Duitse vuur. Aan het eind van de middag vluchtte het grootste deel van de 4e Infanteriedivisie naar het westen.

De Duitsers hadden verwacht dat de Nederlanders zouden proberen eventuele gaten in de linie op te vullen. De Nederlanders waren van plan twee regimenten van het Nederlandse 3e Legerkorps naar het noorden te sturen om eventuele gaten op te vullen.

Maar het Nederlandse commando had de controle verloren, zodat ze hun verdediging niet meer op orde kregen. Er was een 8 km breed gat in de verdediging ontstaan. Om 20:30 gaf Van Voorst tot Voorst het bevel aan de drie legerkorpsen om de Grebbe-linie en de Waal-Linge stelling te verlaten en terug te trekken.

14 mei

Ondanks zijn verlies van hoop en de macht die hij had gekregen om het leger over te geven, vermeed generaal Winkelman overgave totdat hij moest. Hij wilde zo lang mogelijk tegen de Duitse troepen vechten, om de geallieerde oorlogsinspanning te helpen.

In het noorden begon om 09:00 uur een Duits artilleriebombardement op de positie Kornwerderzand. De Duitse batterijen werden echter gedwongen weg te trekken nadat ze beschoten werden door het 15 cm. achterste kanon van Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau. Feldt besloot nu te landen op de kust van Noord-Holland.

Een paar schuiten werden gevonden; pas na de overgave werd de oversteek gemaakt. Tijdens deze operatie zonk één schuit en raakten de andere verloren. Winkelman gaf op 12 mei opdracht tot de verdediging van een "Amsterdamse stelling" langs het Noordzeekanaal, maar er waren slechts zwakke krachten beschikbaar.

In het oosten trok het veldleger zich terug van de Grebbe-linie naar het oostfront. De nieuwe positie kende enkele problemen. De overstromingen waren meestal nog niet klaar en de aardwerken waren nog niet aangelegd.

Op IJsselmonde bereidden de Duitse troepen zich voor op de oversteek van de Maas in Rotterdam, die verdedigd werd door ongeveer acht Nederlandse bataljons. De oversteek zou in twee sectoren geprobeerd worden. De belangrijkste aanval zou plaatsvinden in het centrum van de stad, waarbij de Duitse 9e Panzer Division zou oprukken over de Willemsbrug.

Dan zou SS Leibstandarte Adolf Hitler oversteken. Ten oosten van Rotterdam zou een bataljon van het 16e Regiment Infanterie van de 22. Luftlandedivision per boot oversteken. Luftlandedivision op boten oversteken.

De Duitsers besloten luchtsteun te gebruiken. Kampfgeschwader 54, met Heinkel He 111 bommenwerpers, werd overgeplaatst van het Zesde naar het Achttiende Leger.

De generaals Kurt Student en Schmidt wilden een beperkte luchtaanval om de verdediging tijdelijk te stoppen. Luftwaffe-commandant Hermann Göring, bezorgd over zijn omsingelde luchtlandingstroepen, wilde echter een totaal bombardement op Rotterdam.

Om 09.00 uur stak een Duitse bode de Willemsbrug over om een bericht te brengen aan kolonel Pieter Scharroo, de Nederlandse commandant van Rotterdam, waarin een overgave van de stad werd geëist. Als er binnen twee uur geen antwoord was ontvangen, zouden zware verwoestingen worden aangericht.

Scharroo ontving het bericht pas om 10:30 uur. Hij wilde zich niet overgeven. Hij kreeg een nieuw bericht ondertekend door Schmidt en dat vereiste een antwoord voor 16:20. Om 13:20 kwamen twee groepen Heinkels aan.

Schmidt gaf opdracht rode vuurpijlen af te vuren om aan te geven dat het bombardement moest worden gestaakt, maar alleen het squadron uit het zuidwesten staakte zijn aanval, nadat hun eerste drie vliegtuigen hun bommen hadden afgeworpen.

De overige 54 Heinkels wierpen 1308 bommen af, waarbij de binnenstad werd verwoest en 814 burgers omkwamen. De branden verwoestten ongeveer 24.000 huizen, waardoor bijna 80.000 mensen dakloos werden.

Om 15:50 gaf Scharroo zich persoonlijk over aan Schmidt. Göring had een tweede bombardement op de stad bevolen, tenzij heel Rotterdam bezet was. Toen Schmidt het bevel hoorde, stuurde hij om 17:15 een bericht dat de stad was ingenomen, maar dit was niet waar. De bommenwerpers werden net op tijd teruggeroepen.



 Nederlandse onderhandelaar, met witte vlag, beweegt zich naar de Duitse stellingen op het Noordereiland. 14 mei 1940.  Zoom
Nederlandse onderhandelaar, met witte vlag, beweegt zich naar de Duitse stellingen op het Noordereiland. 14 mei 1940.  

Nederlandse situatie vlak voor de Blitz van Rotterdam. Legende:   Ligging van de Nederlandse verdedigingslinies en gebied waar Nederlandse troepen aanwezig zijn   Zware Nederlandse verdedigingslinie tegen pantservoertuigen   Nederlandse verdedigingswerken in Zeeland   Belgische verdedigingslinie   Franse verdedigingswerken in Nederland   Positie van Duitse troepen en gebieden onder Duitse controle  Zoom
Nederlandse situatie vlak voor de Blitz van Rotterdam. Legende:   Ligging van de Nederlandse verdedigingslinies en gebied waar Nederlandse troepen aanwezig zijn   Zware Nederlandse verdedigingslinie tegen pantservoertuigen   Nederlandse verdedigingswerken in Zeeland   Belgische verdedigingslinie   Franse verdedigingswerken in Nederland   Positie van Duitse troepen en gebieden onder Duitse controle  

Junkers Ju 87 Bs.  Zoom
Junkers Ju 87 Bs.  

De Willemsbrug kort na de opening in 1878, gezien vanaf het Noordereiland. In 1981 werd vlakbij een nieuwe brug voltooid, en deze werd afgebroken.  Zoom
De Willemsbrug kort na de opening in 1878, gezien vanaf het Noordereiland. In 1981 werd vlakbij een nieuwe brug voltooid, en deze werd afgebroken.  

HMS Codrington, die vele leden van de Nederlandse Koninklijke familie uit Nederland evacueerde.  Zoom
HMS Codrington, die vele leden van de Nederlandse Koninklijke familie uit Nederland evacueerde.  

Uitgebrande Shell-oliereservoirs  Zoom
Uitgebrande Shell-oliereservoirs  

Generaal der Fallschirmjäger Kurt Student  Zoom
Generaal der Fallschirmjäger Kurt Student  

De Grebbeberg gezien vanuit het zuiden; de hellingen tegenover de aanvallers in het oosten waren geleidelijker  Zoom
De Grebbeberg gezien vanuit het zuiden; de hellingen tegenover de aanvallers in het oosten waren geleidelijker  

Duitse landingen in Rotterdam  Zoom
Duitse landingen in Rotterdam  

Ondanks de vernietiging van de Wilhelminabrug en de Sint Servaasbrug (foto) passeerden de Duitse troepen Maastricht, een vitaal verkeersknooppunt, relatief snel. Foto genomen op 10 mei 1940 in Maastricht  Zoom
Ondanks de vernietiging van de Wilhelminabrug en de Sint Servaasbrug (foto) passeerden de Duitse troepen Maastricht, een vitaal verkeersknooppunt, relatief snel. Foto genomen op 10 mei 1940 in Maastricht  

Duitse verliezen op vliegveld Waalhaven waren beperkt  Zoom
Duitse verliezen op vliegveld Waalhaven waren beperkt  

Brandende Duitse Junkers Ju 52 bij Ypenburg  Zoom
Brandende Duitse Junkers Ju 52 bij Ypenburg  

De geografie van de aanvoergebieden: aan de kust ligt Den Haag; Rotterdam ligt op n, Waalhaven op 9 en Dordrecht op 7; h geeft het Hollands Diep aan.  Zoom
De geografie van de aanvoergebieden: aan de kust ligt Den Haag; Rotterdam ligt op n, Waalhaven op 9 en Dordrecht op 7; h geeft het Hollands Diep aan.  

De overgave van het Nederlandse leger

Winkelman was aanvankelijk van plan de strijd voort te zetten. Bombardementen werden niet gezien als een reden om zich over te geven. Den Haag kon een pantseraanval nog afslaan.

Hij kreeg een bericht van kolonel Cuno Eduard Willem baron van Voorst tot Voorst, de commandant van de stad Utrecht, dat de Duitsers de overgave eisten. Er werden berichten gedropt door vliegtuigen waarin stond dat alleen overgave de vernietiging van de stad kon voorkomen.

Winkelman dacht dat de Duitsers elke stad die enig verzet bood zouden bombarderen, Omdat hij te horen kreeg dat hij niet moest lijden en omdat het Nederlandse leger zwak was, besloot hij zich over te geven.

Alle legereenheden werden om 16:50 op de hoogte gebracht van zijn besluit en kregen het bevel hun wapens te vernietigen en zich over te geven aan de dichtstbijzijnde Duitse eenheden. Om 17:20 werd de Duitse gezant in Den Haag ingelicht. Rond 19:00 gaf Winkelman een radiotoespraak om het Nederlandse volk te informeren. Zo kwam ook het Duitse commando te weten dat de Nederlanders zich hadden overgegeven.

In de ochtend van 14 mei verliet de commandant van de Koninklijke Nederlandse Marine, vice-admiraal Johannes Furstner, het land om de strijd voort te zetten. Nederlandse marineschepen werden over het algemeen niet in de overgave betrokken. Acht schepen waren al vertrokken, enkele kleinere schepen werden tot zinken gebracht en negen andere voeren in de avond van 14 mei naar Engeland. De Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau werd tijdens de overtocht door Duitse bommenwerpers tot zinken gebracht.

De commandant van de belangrijkste Nederlandse marinehaven Den Helder, vice-admiraal Hoyte Jolles, besloot dat zijn basis, met 10.000 manschappen, een eigen luchtmacht en landverdediging, moest blijven vechten. Winkelman moest hem ervan overtuigen het bevel tot overgave op te volgen. Grote delen van het Nederlandse leger wilden de overgave niet accepteren.

Op 15 mei om 05.00 uur bereikte een Duitse boodschapper Den Haag, waarin Winkelman werd uitgenodigd naar Rijsoord te komen voor een ontmoeting met von Küchler om een schriftelijke overgave te doen. Winkelman gaf het leger, de marine en de luchtmacht over. Het document werd ondertekend om 10:15



 De fasen van de Nederlandse bezetting  Zoom
De fasen van de Nederlandse bezetting  

Winkelman, in het midden, verlaat het schoolgebouw waarin de onderhandelingen plaatsvonden  Zoom
Winkelman, in het midden, verlaat het schoolgebouw waarin de onderhandelingen plaatsvonden  

De gevechten in Zeeland

De provincie Zeeland maakte geen deel uit van de overgave. De gevechten gingen door naast de Franse troepen. De Nederlandse troepen in de provincie hadden acht volledige bataljons leger- en marinetroepen.

Zij stonden onder bevel van schout-bij-nacht Hendrik Jan van der Stad. Het gebied stond onder marinecommando vanwege de marinehaven Vlissingen op het eiland Walcheren. De noordelijke eilanden van de provincie waren op enkele pelotons na vrijwel onverdedigd.

De verdediging van Zeeuws-Vlaanderen, het Nederlandse deel van Vlaanderen, werd overgelaten aan de geallieerden. De belangrijkste Nederlandse legers bevonden zich in Zuid-Beveland ten oosten van Walcheren. Zij probeerden deze route naar Vlissingen te blokkeren.

Zuid-Beveland was verbonden met de kust van Noord-Brabant. Aan het oostelijke uiteinde werd de Positie Bath verdedigd door een bataljon infanterie. Aan het westelijke uiteinde lag de Zanddijkpositie, bezet door drie bataljons.

Na 10 mei gingen drie Franse gemotoriseerde eenheden naar Noord-Brabant. Vanaf 11 mei werd het gebied versterkt door twee Franse infanteriedivisies: de 60e Division d'Infanterie, een B-klasse divisie, en de nieuw gevormde marine 68e Division d'Infanterie. Een deel van hun uitrusting werd per schip aangevoerd.

De meeste troepen bleven waar twee van de acht Nederlandse bataljons en twee grenscompagnieën zich bevonden. Slechts twee Franse regimenten werden naar de noordelijke oever gestuurd.

Op 13 mei werden de Nederlandse troepen onder Frans bevel geplaatst en werd 68e Division d'Infanterie overgedragen aan het 7e Leger.

Er was sprake van slechte communicatie, misverstanden en onenigheid tussen de Nederlanders en de Fransen. De Nederlanders achtten de Posities van Bath en Zanddijk verdedigbaar vanwege de overstromingen. De Franse bevelhebber generaal Pierre-Servais Durand wilde echter dat zijn troepen zich achter hindernissen verborgen hielden.

Op de avond van 13 mei bezette één regiment, de 271e van 68e Division d'Infanterie, het Kanaal door Zuid-Beveland. De 224e van de 60e Division d'Infanterie bleef in het gebied dat het eiland Walcheren van Zuid-Beveland scheidt. De geallieerde troepen waren niet genoeg gegroepeerd, waardoor de Duitsers hen konden verslaan hoewel ze minder manschappen hadden.

Op 14 mei hadden de Duitsers bijna heel Noord-Brabant bezet. SS-Standarte Deutschland bereikte de Positie van Bath. Dit sneed de terugtocht af van 27e Groupe de Reconnaissance de Division d'Infanterie, die werd vernietigd bij de verdediging van Bergen-op-Zoom. Het moreel van de verdedigers van de Positie van Bath verzwakte door het nieuws dat Winkelman zich had overgegeven. Velen besloten dat het zinloos was dat Zeeland bleef vechten als laatst overgebleven provincie.

Een artilleriebombardement op de stelling in de avond van 14 mei zorgde ervoor dat de bevelhebbers vertrokken. Daarna vertrokken de troepen.

In de ochtend van 15 mei naderde SS-Standarte Deutschland de Zanddijkpositie. Een eerste aanval rond 08.00 uur op de noordelijke sector werd gestopt, omdat de Duitsers over een smalle dijk moesten oprukken. De bombardementen deden de bataljons in de belangrijkste posities echter vluchten, en de hele linie werd rond 14:00 uur verlaten.

Op 16 mei naderde SS-Standarte Deutschland het kanaal via Zuid-Beveland. Het Franse 271e Régiment d'Infanterie werd deels ingegraven en geholpen door drie Nederlandse bataljons. Die ochtend werd een luchtbombardement uitgevoerd. De eerste Duitse oversteek rond 11.00 uur leidde tot een volledige ineenstorting van de verdediging. Op 16 mei werd het eiland Tholen veroverd. Op 17 mei werd Schouwen-Duiveland veroverd.

De commandanten van de Nederlandse troepen op Zuid-Beveland weigerden commando's om de Duitsers aan te vallen. Op 17 mei mislukte een nachtelijke aanval om 03.00 uur. De Duitsers eisten nu de overgave van het eiland. Toen dit werd geweigerd bombardeerden ze Arnemuiden en Vlissingen. Middelburg, de hoofdstad van de provincie, werd door artillerie beschoten, waarbij de binnenstad gedeeltelijk afbrandde.

De zware bombardementen deden de Franse verdedigers de hoop verliezen. De Duitsers wisten rond het middaguur een brug te veroveren. De weinige Nederlandse troepen op Walcheren, ongeveer drie compagnieën, staakten de strijd.

s Avonds dreigden de Duitsers de Franse troepen in Vlissingen aan te vallen, maar de meeste troepen werden over de Westerschelde geëvacueerd.

Nadat Noord-Beveland zich op 18 mei had overgegeven, was Zeeuws-Vlaanderen het laatste nog onbezette Nederlandse grondgebied. Op bevel van de Fransen werden alle Nederlandse troepen op 19 mei teruggetrokken naar Oostende in België. Op 27 mei was heel Zeeuws-Vlaanderen bezet.



 

Nasleep

Na de Nederlandse nederlaag vestigde koningin Wilhelmina een regering in ballingschap in Engeland. De Duitse bezetting begon op 17 mei 1940. Het zou vijf jaar duren voordat het hele land werd bevrijd. Meer dan 210.000 Nederlanders werden het slachtoffer van de oorlog, waaronder 104.000 Joden en andere minderheden, die werden vermoord vanwege hun ras (genocide). Nog eens 70.000 Nederlanders stierven door slechte voeding of beperkte medische voorzieningen.



 

Gerelateerde pagina's

 

Vragen en antwoorden

V: Wat was de Slag om Nederland?


A: De Slag om Nederland maakte deel uit van de Duitse invasie van Frankrijk en de Lage Landen (België, Luxemburg en Nederland) tijdens de Tweede Wereldoorlog.

V: Wanneer vond deze plaats?


A: De strijd duurde van 10 mei 1940 tot 14 mei, toen de belangrijkste Nederlandse troepen zich overgaven. Nederlandse troepen in de provincie Zeeland bleven vechten tot 17 mei toen Duitsland het hele land bezette.

V: Hoe gebruikte Duitsland parachutisten?


A: De Duitse Luftwaffe gebruikte parachutisten om verschillende belangrijke vliegvelden in Nederland te veroveren.

V: Wat gebeurde er nadat Rotterdam door Duitsland was gebombardeerd?


A: Nadat Rotterdam door Duitsland was gebombardeerd, dreigden zij andere grote Nederlandse steden te bombarderen als de Nederlandse troepen weigerden zich over te geven. Als gevolg daarvan gaven de Nederlanders zich over om te voorkomen dat andere steden zouden worden vernietigd.

V: Hoe lang hield Duitsland Nederland bezet?


A: Duitsland bezette Nederland van 1940 tot 1945 toen hun grondgebied werd bevrijd.

V: Wie waren bij deze slag betrokken?


A: Bij deze slag waren Duitse troepen betrokken die Frankrijk en de Lage Landen zoals België, Luxemburg en Nederland binnenvielen.

AlegsaOnline.com - 2020 / 2023 - License CC3